1848

1848

1848

Leerdoelen

De eerste grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden gaf alle macht aan de koning. Onder druk van revoluties in het buitenland en onrust in eigen land kwam er in 1848 een nieuwe grondwet. Veel macht verschoof van de koning naar de burgers.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • Vertellen wanneer het Koninkrijk der Nederlanden is ontstaan.
  • Uitleggen waarom de nieuwe koning op een bepaald moment bereid was zijn macht te delen.
  • De verschillen aangeven tussen de grondwet van 1814 en die van 1848.
  • Uitleggen wat de trias politica of driemachtenleer inhoudt.
  • Toelichten dat de burgers met de nieuwe grondwet bijzondere rechten kregen en kun je enkele voorbeelden van die rechten noemen.
  • Uitleggen dat na 1848 in de loop der jaren verschillende onderdelen van de grondwet zijn aangepast.
  • Uitleggen waarom Nederland in 1983 een nieuwe grondwet kreeg en ken je de belangrijkste wijzigingen.

Kennisbank

In deze opdracht gaat het over de ontwikkelingen die leidden tot de totstandkoming van de grondwet in Nederland.
Bestudeer, voor je met de opdracht begint, de pagina's over het Revolutiejaar 1848 uit de volgende Kennisbank.
KB: Ontstaan parlementair stelsel

Zorg dat je na het bestuderen van de Kennisbank antwoord kunt geven op de volgende vraag:

Hoe heette de staatsman die van koning Willem II de Nederlandse grondwet mocht ontwerpen?

 

Stap 1


De inhuldiging van koning Willem I
als soeverein vorst in de Nieuwe
Kerk te Amsterdam

Koninkrijk der Nederlanden – Willem I

Na twintig jaar Franse overheersing is Nederland in 1813 weer een vrij land. Stadhouder Willem V was voor de Fransen gevlucht naar Engeland en daar overleden. Zijn zoon, Willem Frederik, wordt na het vertrek van de Fransen weer teruggehaald en tot vorst benoemd. Hij roept gelijk een commissie in het leven die moet zorgen voor een nieuwe grondwet. In maart 1814 wordt de nieuwe grondwet aangenomen. Deze grondwet geeft de vorst veel macht en de Staten-Generaal (het toenmalige parlement van één kamer met 55 leden) maar weinig. De vorst is opperbevelhebber van het leger, hij beheert de financiën van het land en hij mag zijn eigen ministers kiezen. Zijn ministers adviseren hem en voeren de beslissingen van de vorst uit. In een brief schrijft hij aan zijn zoon: “Ik alleen beslis alles.” Wel worden er in de grondwet diverse vrijheden vastgelegd, zoals de vrijheid van godsdienst.

1815

Een jaar later, in 1815, is er alweer een nieuwe grondwet nodig, omdat Nederland herenigd wordt met de Zuidelijke Nederlanden, het latere België. Met deze hereniging ontstaat het Koninkrijk der Nederlanden en Willem Frederik, tot dat moment nog soeverein vorst (alleenheerser), wordt gekroond tot Koning Willem I. Weer komt er een grondwetscommissie, dit keer ook met vertegenwoordigers uit de Zuidelijke Nederlanden. In de nieuwe grondwet wordt de Staten-Generaal gesplitst in de Eerste en de Tweede Kamer. Maar ook in deze grondwet houdt de koning veel macht. De Tweede Kamer stemt over wetten en mag zelf wetsvoorstellen indienen. De Eerste Kamer kan deze wetten aannemen of verwerpen en terugsturen naar de Tweede Kamer. De leden van de Eerste Kamer komen vooral uit de adel en zijn door de koning uitgekozen. Zij krijgen een aanstelling voor het leven.

Tweede Kamer

De leden van de Tweede Kamer worden gekozen door de Provinciale Staten. Hier zitten welgestelde mannen in, vaak regenten die de beslissingen nemen in de steden en de provincies. Willem I was niet alleen koning, maar ook een ondernemer die zijn geld stak in industrie en handel. Hij was betrokken bij de oprichting van de Generale Maatschappij (in de zuidelijke provincies) en van de Nederlandse Handelsmaatschappij, die vooral handel dreef met Nederlands-Indië. De koning hoeft zich niet al te veel van de Staten-Generaal aan te trekken. Hij kan buiten de Kamers om regeren via een Koninklijk Besluit. Met een Koninklijk Besluit omzeilt de koning het parlement, hij hoeft geen goedkeuring aan het parlement te vragen.

België

Onder de heerschappij van Willem I neemt de werkloosheid toe en stijgt de armoede. De Zuidelijke Nederlanden, toch al niet erg gelukkig met de hereniging, komen in verzet in 1830. Nog in datzelfde jaar wordt de staat België uitgeroepen én door de andere Europese landen erkend. In 1831 benoemen de Belgen Leopold I tot hun koning. Willem I probeert de zuidelijke provincies nog met zijn leger tot de orde te roepen. Maar de Belgen krijgen steun van Franse troepen en de scheiding van de Nederlanden is definitief. Het zal nog tot 1839 duren voordat Willem zich daarbij neerlegt en het Scheidingsverdrag tekent. In dat Verdrag van Londen, ook wel het Verdrag van de 24 Artikelen genoemd, wordt de Belgische onafhankelijkheid vastgelegd. En weer is een wijziging van de grondwet nodig. Daarin wordt de macht van de koning beperkt. De afscheiding en de aantasting van zijn macht zijn voor Willem I redenen om af te treden en de troon aan zijn zoon over te dragen. Nederland wordt vanaf 1840 geregeerd door koning Willem II.

Een jaar later, in 1815, is er al weer een nieuwe grondwet nodig omdat Nederland herenigd wordt met de Zuidelijke Nederlanden, het latere België.

Met deze hereniging ontstaat het Koninkrijk der Nederlanden en Willem Frederik, tot dat moment nog soeverein vorst, wordt gekroond tot Koning Willem I. Weer komt er een grondwetcommissie, dit keer ook met vertegenwoordigers uit de Zuidelijke Nederlanden. In de nieuwe grondwet wordt de Staten-Generaal gesplitst in de Eerste en de Tweede Kamer. Maar ook in deze grondwet houdt de koning veel macht. De Tweede Kamer stemt over wetten en mag zelf wetsvoorstellen indienen. De Eerste Kamer kan deze wetten aannemen of verwerpen en terugsturen naar de Tweede Kamer. De leden van de Eerste Kamer komen vooral uit de adel en zijn door de koning uitgekozen. Zij krijgen een aanstelling voor het leven.

De leden van de Tweede Kamer worden gekozen door de Provinciale Staten. Hier zitten welgestelde mannen in, vaak regenten die de beslissingen nemen in de steden en de provincies.

Willem I was niet alleen koning, maar ook een ondernemer die zijn geld stak in industrie en handel. Hij was betrokken bij de oprichting van de Generale Maatschappij (in de zuidelijke provincies) en van de Nederlandse Handel-Maatschappij, die vooral handel dreef met Nederlands-Indië.

De koning hoeft zich niet al te veel van de Staten-Generaal aan te trekken. Hij kan buiten de Kamers om regeren via een Koninklijk Besluit.

Onder de heerschappij van Willem I neemt de werkloosheid toe en stijgt de armoede. De Zuidelijke Nederlanden, toch al niet erg gelukkig met de hereniging, komen in verzet in 1830. Nog in datzelfde jaar wordt de staat België uitgeroepen én door de andere Europese landen erkend. In 1831 benoemen de Belgen Leopold I tot hun koning. Willem I probeert de zuidelijke provincies nog met zijn leger tot de orde te roepen. Maar de Belgen krijgen steun van Franse troepen en de scheiding van de Nederlanden is definitief. Het zal nog tot 1839 duren voordat Willem zich daarbij neerlegt en het Scheidingsverdrag tekent. In dat Verdrag van Londen, ook wel het Verdrag van de 24 Artikelen genoemd, wordt de Belgische onafhankelijkheid vastgelegd. En weer is een wijziging van de grondwet nodig. Daarin wordt de macht van de koning beperkt. De afscheiding en de aantasting van zijn macht zijn voor Willem I redenen om af te treden en de troon aan zijn zoon over te dragen. Nederland wordt vanaf 1840 geregeerd door koning Willem II.

Vragen:

  1. De bijnaam van koning Willem I is ‘koning-koopman’. Waar heeft hij die bijnaam volgens jou aan te danken? Zouden huidige koningen dezelfde bijnaam kunnen hebben?
  2. Wat is het grootste verschil tussen een wet en een Koninklijk Besluit?

Stap 2

J.R. Thorbecke (1798-1872)

Willem II kiest eieren voor zijn geld

 

In 1840 regeert Willem II onder de nieuwe grondwet, maar wel in de geest van zijn vader. Het volk is niet tevreden en mort. In 1844 verwacht iedereen dat hij bestuurlijke veranderingen zal aankondigen tijdens de Troonrede, maar hij spreekt er met geen woord over. Hij wil zoveel mogelijk macht houden, zoals zijn vader ook had gehad.

Maar er breken andere tijden aan. In 1845 is er door extreme kou in heel Europa hongersnood en overal breken cholera en malaria uit. Overal komt het volk in opstand. In 1848 beleeft Frankrijk een revolutie en wordt de koning uit zijn paleis gejaagd. De rellen slaan over naar andere Europese landen en de Europese vorsten worden zenuwachtig, ook koning Willem II van Nederland. Hij beseft dat hij het volk tegemoet moet komen.

1848 - Thorbecke

Overlijden van Willem II 1849

In 1848 krijgt het Tweede Kamerlid Thorbecke de opdracht om te onderzoeken hoe de grondwet moet worden aangepast. Thorbecke gaat voortvarend aan de slag en komt binnen enkele weken met een complete nieuwe grondwet. Een belangrijke wijziging is dat niet langer de koning, maar de ministers verantwoordelijk zijn voor het regeringsbeleid. De Tweede Kamer krijgt meer invloed en, niet onbelangrijk, wordt voortaan rechtstreeks gekozen. Door een beperkte groep kiezers, maar toch. De nieuwe grondwet is na 1848 ook niet meer zo gemakkelijk te veranderen: als een wijzigingsvoorstel in de Tweede en Eerste Kamer wordt aangenomen, worden voor beide kamers nieuwe verkiezingen gehouden. De nieuw gekozen Kamers moeten de wijzigingen met tweederdemeerderheid aannemen. Pas dan is de grondwet aangepast. In november 1848 wordt de nieuwe grondwet aangenomen.

De grondwet van Thorbecke

In de video hieronder wordt dit allemaal nog een keer uitgelegd. Waarom voelde Willem II zich onder druk gezet door het volk en Thorbecke? Zorg dat je na het kijken antwoord kunt geven op die vraag.

Binnen enkele maanden na de grondwetswijziging overlijdt de koning, in maart 1849.
Zijn zoon en opvolger, Willem III, heeft zich zijn hele leven (tot zijn dood in 1890) verzet tegen de grondwet van Thorbecke, zonder succes.

De grondwet van 1848 is op punten diverse malen aangepast, maar het is nog steeds de basis van onze staatsinrichting.

In 1848 krijgt het Tweede Kamerlid Thorbecke de opdracht om te onderzoeken hoe de grondwet moet worden aangepast. Thorbecke gaat voortvarend aan de slag en komt binnen enkele weken met een complete nieuwe grondwet. Een belangrijke wijziging is dat niet langer de koning, maar de ministers verantwoordelijk zijn voor het regeringsbeleid.

De Tweede Kamer krijgt meer invloed en, niet onbelangrijk, wordt voortaan rechtstreeks gekozen. Door een beperkte groep kiezers, maar toch. De nieuwe grondwet is na 1848 ook niet meer zo gemakkelijk te veranderen: als een wijzigingsvoorstel in de Tweede en Eerste Kamer wordt aangenomen, worden voor beide kamers nieuwe verkiezingen gehouden. De nieuw gekozen Kamers moeten de wijzigingen met tweederdemeerderheid aannemen. Pas dan is de grondwet aangepast.
In november 1848 wordt de nieuwe grondwet aangenomen.

Zie het filmpje van SchoolTV: De grondwet van Thorbecke

Binnen enkele maanden na de grondwetswijziging overlijdt de koning, in maart 1849. Zijn zoon en opvolger, Willem III, heeft zich zijn hele leven (tot zijn dood in 1890) verzet tegen de grondwet van Thorbecke, zonder succes.

De grondwet van 1848 is op punten diverse malen aangepast, maar het is nog steeds de basis van onze staatsinrichting.

Vraag:
Tijdens Prinsjesdag spreekt de koning de Troonrede uit. Dat deed koning Willem I toen en dat doet koning Willem-Alexander nu nog steeds. Toch is er een groot verschil. Welk voorschil zie je tussen de Troonrede van Willem I en de huidige koning?

Stap 3

Vergadering Staten Generaal

Na de grondwetswijziging van 1848 is de koning veel van zijn macht kwijtgeraakt. De burgers kiezen vertegenwoordigers die namens hen het land regeren.
De 100 leden van de Tweede Kamer worden vanaf 1848 rechtstreeks gekozen. Er kwam geen algemeen kiesrecht, maar censuskiesrecht: alleen mannen boven de 25 jaar die een bepaald bedrag aan belasting betaalden mochten kiezen.

De 50 leden van de Eerste Kamer worden door de Provinciale Staten gekozen. Niet de koning, maar de ministers bepalen hoe het land wordt geregeerd. Zij leggen verantwoording af aan het parlement (Eerste en Tweede Kamer samen).

Parlement komt van het Franse woord ‘parler’ (= praten). In het parlement praten de volksvertegenwoordigers over de wetsvoorstellen die de ministers maken. Als een meerderheid het met zo’n voorstel eens is, wordt het een wet. De mening van de koning doet er niet meer toe.

Trias Politica

Willem I en Willem II regeerden via Koninklijke Besluiten die dezelfde betekenis hadden als een wet. De ministers kregen de opdracht om die besluiten uit te voeren. Met de nieuwe grondwet werden de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht gescheiden. Deze scheiding van deze drie machten heet officieel de ‘Trias Politica’ (tri = drie).

Bekijk de drie verschillende machten:

  1. De wetgevende macht: regering en Staten-Generaal (Eerste en Tweede Kamer)
    Zowel de regering als leden van het parlement kunnen een wetsvoorstel indienen bij het parlement. Eerst moet zo’n voorstel door een meerderheid van de Tweede Kamer worden aangenomen en vervolgens door een meerderheid in de Eerste Kamer. Als de wet dan door de koning en de minister(s) is ondertekend en is gepubliceerd in de Staatscourant, dan is het pas een wet waaraan de burgers zich moeten houden.
     
  2. De uitvoerende macht: regering
    Een minister en zijn ministerie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wet. Als een wet is aangenomen moet die vervolgens worden uitgevoerd. Een voorbeeld van uitvoerende macht is de verdediging van ons land. De minister van Defensie is verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de Nederlandse veiligheid. Hij (of zij) is de hoogste baas van het leger en benoemt de generaals.
    De uitvoerende macht zit niet alleen bij de ministeries en ambtenaren in Den Haag. Provincies en gemeenten hebben hun eigen bestuurders en ambtenaren. Ook voor de provincies en gemeenten worden verkiezingen gehouden.
     
  3. De rechterlijke macht: rechters
    Als je de wet overtreedt, kun je daarvoor worden gestraft. Straffen worden opgelegd door onafhankelijke rechters. Een rechter kijkt of je inderdaad tegen de wet hebt gehandeld en onder welke omstandigheden dat is gebeurd. Hij bepaalt daarop de straf. Een rechter hoeft daarvoor aan niemand verantwoording af te leggen. Ook niet aan regering of parlement. In Nederland worden rechters voor het leven benoemd, zodat ze niet bang hoeven te zijn voor ontslag als een vonnis niet wordt gewaardeerd.


Kijk nu naar de video van SchoolTV.
Beantwoord daarna de vragen onder de video.

Vragen:

  1. In de Trias Politica worden de drie machten gescheiden. Toch zijn ze in Nederland en België niet strikt gescheiden. Waaruit blijkt dat?
  2. In het filmpje wordt een reden gegeven voor de scheiding der machten. Wat voorkomen we daarmee?
  3. Bedenk een reden waarom zo weinig Tweede Kamerleden met een eigen wetsvoorstel komen?

Stap 4

Vrijheid van godsdienst

De burgers kregen door de grondwet van 1848 meer rechten. Zo kregen ze vrijheid van godsdienst, van onderwijs, van meningsuiting, van drukpers, van vergadering en van vereniging. In onze ogen klinkt dat vanzelfsprekend, maar dat was het voor die tijd niet.

Iedereen heeft nu het recht om een vereniging te beginnen of een vergadering te organiseren. Arbeiders staat het vrij om hun handen ineen te slaan en bijvoorbeeld een vakbond op te richten.

Burgers die het ergens niet mee eens zijn, kunnen voortaan vrij hun mening geven. Ze mogen hun mening ook op papier zetten en publiceren. Ook mag er gedemonstreerd worden.

Vrijheid van godsdienst

Van groot belang was de vrijheid van godsdienst. Tussen 1581 en 1795, tijdens de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, was het katholicisme verboden. Katholieken werden als tweederangs burgers behandeld en moesten voor hun eredienst hun toevlucht zoeken in schuilkerken.

Tijdens de Franse overheersers kregen de katholieken dezelfde rechten als de protestanten. Die rechten werden in de grondwet van 1814 overgenomen, maar voor belangrijke beslissingen moesten de katholieken eerst overleggen met de (protestantse) koning. In de grondwet van 1848 werd de macht van koning op dit gebied aan banden gelegd.

Van groot belang was ook de vrijheid van onderwijs. Ouders mochten hun eigen school kiezen en ze kregen het recht om eigen scholen te stichten. Bijvoorbeeld op basis van het eigen geloof.

Stap 5

Vrouwenkiesrecht

In Stap 3 schreven we: “De burgers kiezen vertegenwoordigers die namens hen het land regeren.“ In 1848 gold dat niet voor iedereen. Alleen welgestelde mannen van boven de 25 mochten stemmen.

Dat noemen we het ‘censuskiesrecht’. Census komt uit het Latijn en betekent belasting. Alleen mannen die een behoorlijke som belastingen betaalden mochten stemmen. Dat betekende dat maar 10% van alle mannen mocht stemmen.

In 1887 werd dat verbreed. Toen mochten ook mannen stemmen die een bepaald bedrag aan spaargeld hadden, bepaalde examens hadden behaald, een bepaald bedrag aan loon ontvingen of een eigen woning bezaten.

Vanaf 1917 mochten alle mannen van 23 jaar of ouder stemmen. Vrouwen mochten vanaf dat jaar gekozen worden, maar niet zelf stemmen (ze kregen, zoals dat heet, passief kiesrecht).

In 1918 werd de eerste vrouw in het parlement gekozen, Suzanne Groeneweg.
In 1919 kwam er een algemeen kiesrecht voor mannen én vrouwen.
In 1922 waren er voor het eerst algemene verkiezingen waarbij ook vrouwen mogen stemmen (dat heet actief kiesrecht).
In 1956 werd het aantal parlementsleden uitgebreid. De Eerste Kamer telt voortaan 75 leden en de Tweede Kamer 150.
In 1971 mag iedereen van 18 jaar of ouder stemmen.

In 1983 komt er een nieuwe grondwet. In deze grondwet worden naast rechten ook enkele plichten vastgelegd. De nieuwe grondwet verplicht de overheid om werkgelegenheid, bestaanszekerheid en een schoon milieu te bevorderen. Andere grote wijzigingen zijn:

  • Amsterdam wordt officieel de hoofdstad van het Koninkrijk de Nederlanden.
  • Verlaging van de leeftijd om Kamerlid te mogen worden naar 18 jaar.
  • Invoering van gelijktijdige verkiezing van alle Eerste Kamerleden voor vier jaar.
  • Kiesrecht voor de gemeenteraden voor inwoners die geen Nederlander zijn.
  • Verbod tot het opleggen van de doodstraf.

In 1956 werd het aantal parlementsleden uitgebreid. De Eerste Kamer telt voortaan 75 leden en de Tweede Kamer 150.
In 1971 mag iedereen van 18 jaar of ouder stemmen.
In 1983 komt er een nieuwe grondwet. In deze grondwet worden naast rechten ook enkele plichten vastgelegd. De nieuwe grondwet verplicht de overheid om werkgelegenheid, bestaanszekerheid en een schoon milieu te bevorderen. Andere grote wijzigingen zijn:

  • Amsterdam wordt officieel de hoofdstad van het Koninkrijk de Nederlanden.
  • Verlaging van de leeftijd om Kamerlid te mogen worden naar 18 jaar.
  • Invoering van gelijktijdige verkiezing van alle Eerste Kamerleden voor vier jaar.
  • Kiesrecht voor de gemeenteraden voor inwoners die geen Nederlander zijn.
  • Verbod tot het opleggen van de doodstraf.

Vraag:
Waarom spreken we in 1983 niet meer over grondwetswijzigingen (zoals er tussen 1848 en 1983 diverse zijn geweest), maar over een nieuwe grondwet?

Stap 6

Eindproduct: Een kort opstel
De leeftijd om te mogen stemmen is vanaf 1848 in stappen verlaagd van 25 jaar naar 18 jaar in 1971. We zijn nu inmiddels meer dan veertig jaar verder. Is het nu misschien tijd om de leeftijd verder te verlagen, bijvoorbeeld naar 16 jaar?

Geef je mening in een kort opstel van een half A4-tje. Daarbij geef je minstens één argument voor en één argument tegen de leeftijdsverlaging. Bedenk ook wat de gevolgen kunnen zijn voor bestaande maatregelen van de verlaging van 18 naar 16 jaar.

Een opstel lijkt op een column, daarin geef je ook je eigen mening. Kijk voor uitleg en inspiratie eens in de gereedschapskist:

Begrippenlijst

Grondwet
De Grondwet is het belangrijkste staatsdocument van Nederland. In de Grondwet staan de regels voor onze staatsinrichting en voor de grondrechten van de burgers. Andere wetten moeten de bepalingen van de Grondwet in acht nemen. De Grondwet heeft acht hoofdstukken en een bijlage met toegevoegde artikelen.
Grondwetswijziging
Wijziging in de Grondwet. Voor een wijziging in de Grondwet is een tweederde meerderheid aan stemmen in het parlement vereist.
Koninklijk Besluit
Een door de regering genomen beslissing zonder medewerking van de Staten Generaal. Zo'n wet geldt voor één geval, bijvoorbeeld een benoeming of de vaststelling van examendata.
Wet
Regel die door de overheid is ingesteld met als doel een ordelijke samenleving.
Wetsontwerp / Wetsvoorstel
Een voorstel, vergezeld van een toelichting, van een minister of een lid van de Tweede Kamer voor een nieuw aan te nemen wet. Het wetsvoorstel moet vervolgens aangenomen worden door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.
Eerste Kamer der Staten-Generaal
De Eerste Kamer, of Senaat, vormt samen met de Tweede Kamer de Staten-Generaal en heeft 75 zetels. De leden worden voor vier jaar gekozen door de leden van de Provinciale Staten van de provincies. Alle wetten moeten door de Eerste Kamer worden beoordeeld en goedgekeurd.
Regering
Een regering is een orgaan van de staatkundige organisatie, belast met de uitvoerende macht voor een bepaald grondgebied.
Parlement
Een parlement is het hoogst verkozen beraadslagende orgaan van een democratische rechtsstaat, bestaande uit verkozen vertegenwoordigers van het volk.
  • Het arrangement 1848 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Mens en Maatschappij GG Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2021-08-23 14:29:45
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO theoretische leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Geschiedenis. (2020).

    1848 vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/89694/1848_vmbo_kgt34