Weer en klimaat
Als je het over het weer hebt, heb je het bijvoorbeeld over
de temperatuur, de neerslag en de wind op een bepaalde plaats.
Het klimaat is niet hetzelfde als het weer.
Weer en klimaat hebben wel met elkaar te maken.
Het klimaat is het gemiddelde weer in een gebied over een langere periode, bijvoorbeeld over 30-40 jaar.
Er worden vaak vier grotere klimaatzones onderscheiden:
- Tropische klimaatzone
- Droge klimaatzone
- Gematigde klimaatzone
- Koude klimaatzone
De klimaatzones zijn niet scherp afgebakend, maar lopen in elkaar over.
Tropische klimaatzone
In het gebied rond de evenaar heerst een tropisch klimaat. De gemiddelde temperatuur bedraag het hele jaar tussen de 25º en 30ºC.
In de tropische gebieden zijn de levensomstandigheden voor veel dieren en planten ideaal. In de tropische klimaatzone leven 50% van alle planten- en dierensoorten die op de wereld voorkomen.
Tropisch klimaat is eigenlijk een verzamelnaam voor meerdere klimaten. Het regenwoudklimaat en het savanneklimaat zijn voorbeelden van tropische klimaten.
In de tropische regenwouden regent het het hele jaar door.
Gebieden met een savanneklimaat kennen een droog seizoen en een nat seizoen.
Een savanne is een graslandschap met verspreid bomengroei.
Droge klimaatzone
Rond de 30º NB en 30º ZB vind je de droge klimaatzone.
Het droge klimaat veroorzaakt vaak woestijnen. Grote woestijnen komen voor in Afrika, Zuidwest-Azië en Australië. Onder de droge klimaten vallen het steppeklimaat en het woestijnklimaat.
Kenmerkend voor een woestijn zijn:
- Weinig regen (minder dan 250 mm per jaar).
- Grote temperatuurverschillen tussen dag en nacht.
- Weinig begroeiing, voornamelijk sterke planten die lang zonder
water kunnen.
- Grond is droog, onvruchtbaar en bestaat veelal uit zand en rotsen.
- Een oase, plek in de woestijn met toegang tot water.
- Een wadi, rivier in een woestijn waarvan de rivierbedding
een gedeelte van het jaar droog valt.
Wanneer de periodes van droogte toenemen kan het voorkomen dat een woestijn zich uitbreidt, dit wordt verwoestijning genoemd.
Gematigde klimaatzone
Gebieden met een gematigd klimaat kennen vier duidelijke seizoenen:
lente, zomer, herfst en winter.
In de gematigde klimaatzone komen weinig extreme temperatuur- of weersomstandigheden voor. Wel is er een duidelijke invloed van de zee merkbaar. Gebieden die dicht bij de zee liggen hebben vaak minder strenge winters en minder hete zomers (zeeklimaat).
In gebieden die meer landinwaarts liggen, zijn er koudere winters en zijn de temperaturen zomers gemiddeld hoger (landklimaat).
Middellandse zeeklimaat
Het Middellandse zeeklimaat is een voorbeeld van een gematigd klimaat.
Het komt voor in de landen rond de Middellandse zee, maar ook in bijvoorbeeld Californië en delen van Australië.
Het klimaat heeft milde, natte winters en warme, droge zomers.
De gemiddelde januaritemperatuur ligt tussen de 10-15ºC. In de zomer ligt de gemiddelde temperatuur tussen 24-35ºC.
De lekkere temperaturen maakt dit klimaat voor veel mensen tot de favoriete vakantiebestemming maakt.
Koude klimaatzone
De koude klimaatzones bevinden zich in de buurt van de polen. Je spreekt dan ook wel van een poolklimaat.
Op het noordelijk halfrond bevindt het land om de Noordelijke IJszee zich in deze zone. Op het zuidelijk halfrond bevindt Antarctica zich in de koude klimaatzone.
Het koude klimaat wordt gekenmerkt door extreme kou en wind en heel weinig neerslag. Het is zo koud in de poolstreken omdat de zon nooit hoog aan de hemel staat, ook niet in de zomer.
Op de Zuidpool is de gemiddelde temperatuur in januari, de warmste maand, -29ºC. In juli, de koudste maand, is dat -60ºC. Door de ijzige wind voelt de temperatuur nog lager aan.
Op de Noordpool is het minder koud, de gemiddelde temperatuur is 's winters -30ºC. In de zomer bevindt de temperatuur zich net onder het vriespunt en smelt het ijs langzaam.
Het hooggebergteklimaat, het toendraklimaat
en het sneeuwklimaat zijn voorbeelden van poolklimaten.