Vooraf
Aan het eind van deze opdracht
Je hebt geleerd dat er verschillende inkomstenbronnen en verschillende soorten uitgaven zijn, daarnaast kun je het onderscheid tussen het primaire en het secundaire inkomen maken. In deze les wordt de theorie nog eens herhaald en krijg je per onderdeel extra oefeningen.
Na afloop van deze les kun je:
- verschillende inkomstenbronnen noemen.
- uitleggen wat het verschil is tussen een primair inkomen en een secundair inkomen
- voorbeelden noemen van een primair inkomen en een secundair inkomen.
- inkomen in natura toelichten.
- de definitie van de begrippen dagelijkse uitgaven, vaste uitgaven en incidentele uitgaven geven.
- voorbeelden noemen van dagelijkse uitgaven, vaste uitgaven en incidentele uitgaven.
Inkomsten
Inkomstenbronnen
Er zijn verschillende manieren om een inkomen te verkrijgen.
De belangrijke inkomstenbronnen zijn:
- arbeid: je werkt voor een loon of salaris.
- eigendom: geld op je spaarrekening levert rente op of je verhuurt een stuk grond of een gebouw .
- een eigen bedrijf: je krijgt de winst die je maakt.
Primair-, secundair- en tertiar inkomen
Een inkomen uit arbeid, eigendom of een eigen bedrijf noem je een primair inkomen.
De primaire inkomens die je binnen het vak economie tegen gaat komen, zijn:
Loon, huur, rente, pacht en winst.
Krijg je een inkomen zonder dat je er een tegenprestatie voor hoeft te leveren dan noem je dat inkomen een secundair inkomen of inkomensoverdracht.
Voorbeelden van inkomensoverdrachten zijn:
- kindertoeslag: bijdrage van de overheid voor de kosten voor kinderen.
- huurtoeslag: bijdrage van de overheid voor de huur.
- bijstandsuitkering: uitkering voor iemand die geen werk heeft
Het secundair inkomen plus het voordeel van het gebruik van door de overheid gratis geleverde of gesubsidieerde producten
minus het betalen van kostprijsverhogende belastingen (zoals BTW en accijnzen) noemen we het tertiair inkomen. Je moet het begrip kennen maar je hoeft hierbij geen berekeningen te maken.
Inkomen in natura
Tot slot kennen we ook nog inkomen in natura.
Soms krijg je een deel van je inkomen niet in geld maar in producten.
Dat noem je een inkomen in natura.
Voorbeelden van inkomens in natura zijn:
- een auto van de zaak.
- een mobiele telefoon van de baas .
- een abonnement op een krant of tijdschrift betaald door de zaak
Inkomsten toepassen

Welke inkomstenbron herken je?
Welke inkomstenbron herken je in de volgende drie gevallen?
Kies uit:
- inkomen uit arbeid, bezit of overdrachtsinkomen
Als je voor inkomen uit arbeid of bezit hebt gekozen, maak je vervolgens nog de keus uit:
- loon, huur, rente, pacht of winst?
1.Meneer Van Bolderen werkt als steward bij een luchtvaartmaatschappij. Hij verdient € 1800,- per maand.
2.Gerda Scheringa heeft een eigen schoenenzaak. Hoeveel zij per maand verdient, hangt af van het aantal schoenen dat ze verkoopt.
3. John Alberts is de eigenaar van een flatgebouw. In het flatgebouw huren 40 gezinnen een woning.
Huurtoeslag
Iedereen die een groot deel van het inkomen kwijt is aan de huur van een woning kan in aanmerking komen voor huurtoeslag.
De toeslag geldt als een tegemoetkoming in de kosten die je moet betalen voor de huur van de woning.
4. Hoe noem je deze vorm van inkomen?
Ga naar het deel over huurtoeslag op de website van de belastingdienst.
5. Wanneer heeft iemand recht heeft op huurtoeslag?

Inkomen in natura
Bekijk de advertentie hiernaast.
Johan solliciteert op de baan en wordt aangenomen.
Volgens Johan gaat hij meer dan € 32.400,- per jaar verdienen.
Heeft Johan gelijk? Leg je antwoord uit.
Ahmed Gocan werkt als conducteur bij de spoorwegen. Zijn inkomen is € 1842,- per maand. Daarnaast hebben hij en zijn gezin vrij reizen met de trein.
6. Het vrij reizen voor Ahmed en zijn gezin wordt gezien als een vorm van inkomen.
Hoe wordt deze vorm van inkomen genoemd?
7. Sommige collega's van Ahmed hebben liever een hoger inkomen in euro's dan vrij reizen. Kun je bedenken waarom?
Rente
Rente is een vorm van inkomen uit bezit.
Je zet bijvoorbeeld spaargeld op de bank en krijgt als vergoeding rente.
De hoeveelheid rente is meestal een percentage van je spaargeld.
Voorbeeld
Jeroen heeft € 1200,- op zijn bankrekening staan. Hij krijgt 5% rente per jaar,
Na een jaar krijgt hij dan € 60,- aan rente. Hij heeft dan € 1260,- op zijn rekening staan. Ga na of dat klopt.
Bereken de volgende bedragen:
8. 13% van € 2.400,-
9. 62% van € 23.120,-
10. 5,5% van € 45.500,-
Antwoorden inkomsten
►Antwoorden inkomsten
- Inkomen uit arbeid en het is loon.
- Inkomen uit bezit en het is winst.
- Inkomen uit bezit en het is huur.
- Overdrachtsinkomen.
- ►Uw huur mag in 2017 niet hoger zijn dan € 710,68.
►U mag niet te veel verdienen. Woont u alleen? Dan mag u in 2017 niet meer dan € 22.200 per jaar verdienen. Woont u niet alleen, dan mag het inkomen van alle bewoners samen niet meer dan € 30.150 per jaar zijn.
►U huurt een zelfstandige woonruimte
Een zelfstandige woonruimte heeft in ieder geval een eigen toegangsdeur die op slot kan, keuken en wc.
►U mag ook niet te veel vermogen hebben, zoals spaargeld. Iedere bewoner mag in 2017 maximaal €25.000 hebben.
NB. In de portal vind je n de volgende bron een examenvraag over huurtoeslag.
-
Inkomen in natura.
-
Ze hebben geen behoefte aan vrij reizen omdat ze bijvoorbeeld een goed vervoersmiddel hebben of omdat ze niet willen reizen.
- 13% van € 2.400,- = € 312,-
- 62% van € 23.120,- = € 14.334,40
- 5,5% van € 45.500,- = € 2.502,50
Uitgaven theorie
Uitgaven kun je onderverdelen in drie soorten uitgaven:
- Incidentele uitgaven: uitgaven die je af en toe doet.
De aankoop van een nieuwe auto is een incidentele uitgave.
- Vaste uitgaven of vaste lasten: uitgaven die regelmatig terugkomen en steeds ongeveer even hoog zijn.
Als je een auto koopt moet je de auto verzekeren. Je betaalt de verzekeringspremie eens per half jaar of eens per jaar .
- Dagelijkse uitgaven of huishuidelijk uitgaven: uitgaven die je heel regelmatig (bijna dagelijks of wekelijks) doet.
Als je een auto koopt, zul je moeten tanken. Het kopen van benzine reken je tot de dagelijkse uitgaven.
Uitgaven toepassen

Verschillende uitgaven
De uitgaven van een gezin kun je verdelen in drie groepen:
Hieronder zie je een aantal verschillende uitgaven van een gezin.
1 brood
|
5 huur woning
|
9 nieuwe schoenen
|
2 kaas
|
6 gas en elektra
|
10 reparatie wasmachine
|
3 melk
|
7 krantenabonnement
|
11 nieuwe computer
|
4 rijst
|
8 contributie muziekschool
|
12 reparatie fiets
|
1. In welke kolom gaat het om vaste uitgaven?
2. In welke kolom gaat het om incidentele uitgaven?
3. In welke kolom gaat het om dagelijkse uitgaven?

Telefoonkosten
Ronald heeft een mobiele telefoon.
Om te kunnen bellen heeft hij een abonnement afgesloten.
Iedere maand krijgt hij de rekening toegestuurd.
Zijn vriendin Bianca zegt dat zijn telefoonkosten vaste uitgaven zijn.
"Je betaalt toch iedere maand."
Ronald is het niet met haar eens.
Hij zegt: "Ik gebruik die telefoon iedere dag.
De telefoonkosten zijn dagelijkse uitgaven."
4. Wie heeft er volgens jou gelijk? Leg je antwoord uit.
Antwoorden uitgaven
Antwoorden uitgaven
- In kolom 2 staan voorbeelden van vaste lasten.
- In kolom 3 staan voorbeelden van incidentele uitgaven.
- In kolom 1 staan voorbeelden van dagelijkse uitgaven.
- Het gebruik is weliswaar dagelijks, het bedrag voor het gebruik wordt elke maand betaald, het zijn dus vaste lasten.