Prometheus en zijn broer Epimetheus hadden van Zeus de opdracht gekregen om de mens te maken. Zij maakten dan ook de man, maar omdat die man zo ongelukkig was, stal Prometheus een brandende toorts van de Olympos en schonk de mensheid het vuur. Zeus vond dit verraad zo erg dat hij de mensheid wilde straffen. Om Prometheus en Epimetheus niet te beledigen, deed hij dit niet rechtstreeks. Hij beval Hephaistos om uit water en aarde een vrouw te vormen, genaamd Pandora. Daarna schonken alle goden haar goede gaven. Athena gaf haar intelligentie, talent, manieren en kleedde haar in de mooiste kleurrijke kleding. Aphrodite gaf haar de bevalligheid en schoonheid van een godin. De andere goden gaven haar goud en staken bloemen in haar haar. De laatste god,Hermes, gaf haar de spraak en plantte schaamteloze gedachten en een bedrieglijke aard in haar wezen. Ook kreeg zij een eigenschap die geen enkele andere sterveling had: nieuwsgierigheid. Zeus deed Pandora cadeau aan Prometheus. Maar die vertrouwde dit cadeau niet helemaal en zo stuurde hij Pandora naar zijn broer Epimetheus.
In het begin was iedereen op aarde gelukkig. Niemand was ooit ongelukkig, ziek of boos op elkaar. Iedereen was rijk. Er was genoeg te eten en te drinken, iedereen had prachtige kleren en woonde in schitterende huizen. En omdat alle mensen het even goed hadden, waren ze nooit jaloers op elkaar.
Ook Pandora en haar man Epimetheus waren in het begin heel gelukkig. Epimetheus vond het heerlijk om zijn vrouw te verwennen. Elke dag nam hij een nieuw geschenk voor haar mee: een nieuwe jurk, sieraden of schoenen. Een onaardig iemand zou misschien zeggen dat Pandora een verwende vrouw was. Maar omdat er geen onaardige mensen waren, werd het niet gezegd.
Op een dag kwam haar man thuis met een groot vierkant pak, waar een gouden koord omheen geknoopt zat. Pandora stond te popelen om het uit te pakken, maar Epimetheus zei streng dat hij dit van de goden had gekregen om te bewaren. Het mocht onder geen enkele voorwaarde opengemaakt worden, dit had hij moeten beloven. Hoe Pandora ook smeekte, haar man hield vol.
De volgende dag was Pandora alleen thuis. Ze kon alleen nog maar aan de doos denken. Ze zou er maar heel eventjes in kijken, dat kon toch geen kwaad? En zíj had de goden tenslotte niets beloofd… De nieuwgierigheid, die ze van Hermes ingeplant had gekregen, deed zijn werk: Pandora maakte het koord los.
Pandora hoorde een zacht zoemend geluid uit de doos komen. Ze tilde nieuwsgierig het deksel van de doos en zag een stenen kruik. De kruik was goed afgesloten met een donkerrode lak. Het gezoem werd nu veel luider en ze kon zelfs woorden verstaan. “Pandora! Pandora! Laat ons er alsjeblieft uit!” klonk het uit de kruik.
Pandora schrok. Maar het klonk zó zielig, dat haar hand automatisch naar de lak ging en deze begon weg te krabben. Onder de lak zat een kurk. Pandora trok eraan en de kurk schoot eraf. En toen… gebeurde er iets verschrikkelijks.
Uit de kruik kwam een grote zwarte wesp tevoorschijn. Uit zijn angel druppelde vergif. En toen hij wegvloog zoemde hij “Ik ben de DOOD!” Daarna kroop een kever uit de kruik. “Ik ben de ANGST!” Pandora werd nu heel bang. Ze keek machteloos toe hoe het ene na het andere enge beest uit de kruik kroop of vloog. Ze hadden namen als HONGER, JALOEZIE, BOOSHEID, VERDRIET… En toen Pandora naar buiten keek, zag ze mensen op straat met elkaar vechten. Sommigen huilden en anderen schreeuwden van angst.
Pandora pakte de kurk en deed deze terug op de kruik. Maar er klonk nog een klein, zacht stemmetje uit de kruik: “Pandora, laat me niet alleen in deze kruik. De wereld heeft me nodig!” Het stemmetje klonk zó verdrietig, dat Pandora de kruik weer opende. Er vloog een klein wit motje uit de kruik. “Ik ben de HOOP!” zoemde het beestje. En met die woorden streek het met een vleugeltje langs Pandora’s wang, zodat haar tranen droogden. Daarna vloog het motje naar buiten, waar de zon direct weer begon te schijnen. Het motje vloog verder de wereld in, om de mensen te troosten. En Pandora zat stilletjes met de lege kruik op schoot hem na te kijken, zich afvragend of de wereld haar dit ooit zou kunnen vergeven.
Voor elk natuurverschijnsel is een god. Oppergod Zeus is degene die bliksemschichten naar aarde gooit en Aphrodite zorgt ervoor dat je verliefd wordt.
Demeter is de godin van de aarde, landbouw en het graan. Zij zorgt ervoor dat alles groeit en bloeit, zodat de mensen genoeg te eten hebben.
Demeter heeft een dochter, Persephone. Moeder en dochter houden ontzettend veel van elkaar en zijn onafscheidelijk.
Op een dag is Persephone bloemen aan het plukken, als opeens de aarde opensplijt en Hades, de god van de onderwereld, het meisje ontvoert. Het ging zó snel, dat Persephone de kans niet kreeg om om hulp te roepen.
Demeter merkt al snel dat haar dochter verdwenen is, en is ontroostbaar. Gek van verdriet zoekt ze overal op aarde, maar vindt Persephone nergens.
Helios, de zonnegod, heeft de ontvoering gezien en vertelt Demeter dat haar dochter in de onderwereld woont. Hades heeft haar tot zijn vrouw gemaakt.
Zelfs goden kunnen niet zomaar de onderwereld in en uit wandelen, dus Demeter kan helemaal niets doen. Radeloos van verdriet verwaarloost ze haar taken. Hierdoor gaan planten en graan dood en het wordt ijskoud op aarde. Mensen sterven van de honger en kou, en de situatie op aarde wordt zó erg, dat oppergod Zeus zich ermee bemoeit. Hij beveelt Hades om Persephone terug te geven aan haar moeder.
Hades gehoorzaamt, maar laat Persephone eerst stiekem een paar granaatappelpitten eten. Wie namelijk iets eet of drinkt in de onderwereld, kan daar nooit meer voorgoed weg. Daarom wordt afgesproken dat Persephone tweederde van het jaar op aarde bij haar moeder woont. De rest van het jaar is ze bij haar man in de onderwereld.
In de lente, zomer en een deel van de herfst zijn Demeter en Persephone samen. Demeter is dan dolgelukkig en alles groeit en bloeit volop.
Halverwege de herfst daalt Persephone af naar de onderwereld, waar zij tot het einde van de winter blijft. Het wordt dan kouder op aarde en Demeter treurt, zodat planten en graan niet meer bloeien.
Griekenland, ruim 4.000 jaar geleden. Athene had oorlog gevoerd tegen Kreta en verloren. Sindsdien moest Athene elk jaar 7 jongens en 7 meisjes uitleveren aan Kreta. Op Kreta werden de jongeren opgesloten in een labyrint (een soort doolhof) waarin een Minotaurus woonde. Een Minotaurus is een afschuwelijk monster met het lichaam van een man en de kop van een stier. Je begrijpt dus wel wat er met de 7 jongens en 7 meisjes gebeurde…
Op een dag hoorde Theseus, de zoon van de koning van Athene, van deze regeling. Hij werd boos en besloot mee te reizen naar Kreta. Daar aangekomen zei hij tegen Minos, de koning van Kreta, dat hij gekomen was om de Minotaurus te doden. Koning Minos lachte gemeen en zei dat Theseus dan als eerste het labyrint in mocht.
De dappere Theseus werd wel een beetje nerveus, maar deed zijn best om dat niet te laten merken.
Toen hij de troonzaal verliet, werd hij op zijn schouder getikt door Ariadne, de dochter van koning Minos. Zij had alles gehoord en gezien en was stiekem een beetje verliefd geworden op deze dappere prins. Daarom besloot ze Theseus te helpen.
Ariadne gaf Theseus een zwaard en een bolletje wol. Als hij in het labyrint was opgesloten, moest hij het uiteinde van het bolletje wol vastmaken aan de deur. Zo zou hij na het doden van de Minotaurus de weg terug kunnen vinden.
Maar Theseus moest beloven dat hij Ariadne mee terug naar Athene zou nemen, want als haar vader erachter zou komen dat zijn eigen dochter de vijand had geholpen, zou het slecht met haar aflopen. Theseus beloofde het, want hij was ook verliefd geworden op de mooie en slimme Ariadne.
Die avond werd Theseus naar het labyrint gebracht. De deur werd achter hem dichtgedaan, zodat het heel donker werd. Theseus maakte een uiteinde van het bolletje wol vast aan de deur en begon langzaam het labyrint in te lopen, terwijl hij het bolletje afwikkelde. Op sommige plekken scheen een beetje maanlicht door het dak van het labyrint. Dan zag Theseus schedels en beenderen op de grond liggen.
Opeens hoorde Theseus zware voetstappen en een verschrikkelijk gebrul. Uit het donker sprong de Minotaurus op hem af, maar Theseus was sneller. Zo hard als hij kon gaf hij het monster een stomp in zijn maag. De Minotaurus viel achterover. Theseus pakte hem bij de hoorns en drukte hem met al zijn kracht tegen de grond. Met zijn andere hand greep hij naar het zwaard dat Ariadne hem had gegeven. De Minotaurus brulde van woede en liet zijn scherpe tanden zien.
Theseus stak het zwaard driemaal in het hart van het monster. De Minotaurus brulde nog eenmaal… en stierf.
Theseus liep langs het touw terug naar de deur van het labyrint. Daar stond Ariadne al op hem te wachten. Ze holde naar hem toe en omhelsde hem. Samen renden ze naar de haven waar het schip uit Athene nog voor anker lag. Aan boord waren ook de 7 jongens en 7 meisjes. Ariadne had hen eerder die avond bevrijd. En terwijl de zon opkwam, begon het schip aan de terugreis naar Athene.