Als je niet kunt zien en licht niet kunt waarnemen, ziet het leven er anders uit dan als je dit wel kunt.
Hoe kun je er dan voor zorgen dat je wel de juiste route naar school loopt?
Juist, je gebruikt in plaats van je ogen andere zintuigen. Welke?
Voor het waarnemen van prikkels van buiten gebruik je je zintuigen.
Je hebt verschillende zintuigen voor zien, horen, voelen, proeven en ruiken.
Dit thema gaat over waarnemen met je zintuigen.
Aan het eind van dit thema maak je de toets over dit thema.
Vóór je hiermee aan de slag moet je iets weten over de bouw en werking van de zintuigen en hoe waarnemen in zijn werk gaat.
Planning
In dit thema ga je aan de gang met opdrachten. De tijd die je hebt voor deze module zijn 16 lesuren. Thuis zal je de epack( digitale opdrachten), van het theorieboek biologie voor jouw deel 1b thema 6, maken en eventueel opdrachten die je niet hebt afgekregen in de les. Tijdens de lessen zal de docent een stukje uitleg geven wanneer het nodig is. De rest van de tijd deel je zelf in. In de tabel staat per opdracht hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt. SUCCES!
Activiteit
Aantal lessen
Inleiding
0,5
Paragraaf: Reageren op prikkels
2
Paragraaf: Een gevoelige huid
3
Paragraaf: Smakelijk eten
3
Paragraaf: Goed gehoor
2
Paragraaf: Ogen bekeken
3
Paragraaf: Het zenuwstelsel
1
Paragraaf: Hormonen
1
Totaal
15,5
Werkplan
Het thema 'Omgeving' bestaat uit een aantal opdrachten/oefeningen.
Het is belangrijk dat je goed bijhoudt welke opdrachten je gedaan hebt.
Om je hierbij te helpen is er een werkplan gemaakt.
Op dat werkplan kun je bijhouden welke onderdelen je al gedaan hebt.
Het werkplan is ook als Googledocument beschikbaar in classroomomgeving.
Om het werkplan in te kunnen vullen, maak je een kopie van het Googledocument en plaats je het in je eigen Google-omgeving.
Reageren op je omgeving
Intro
Bekijk het filmpje over de weetjes van de zintuigen
Jullie gaan met behulp van het leerboek, de epacks en deze module leren hoe het zenuwstelsel en de zintuigen samenwerken. Een aantal opdrachten moeten jullie samen doen en er zijn ook opdrachten die je individueel moet maken. Tussendoor maken jullie toetsjes om te kijken of jullie de stof begrijpen. Per paragraaf leveren jullie de opdrachten in op classroom.
Succes!
Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct
Je maakt uit de methode biologie voor jou deel 1B Thema 6 de epack (digitale opdrachten) basisstof 1 .
Je sluit deze opdracht af met de formatieve toets 'Zenuwstelsel'.
De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen.
Beoordeling
Je hebt een voldoende voor de toets als je 80% van de vragen goed hebt beantwoord.
Jullie maken een video over de zintuigen in het menselijk lichaam en de bijbehorende prikkels
Leerdoelen
Leerdoelen:
Je kunt het begrip prikkels in je eigen woorden beschrijven.
Je kunt het verband tussen prikkels en zintuigen uitleggen.
Je kunt de vijf belangrijkste zintuigen in ons lichaam opnoemen.
Je kunt de bij de vijf zintuigen de bijbehorende prikkels noemen.
Je kunt het verschil tussen een prikkel en impuls uitleggen.
Werkwijze
Groepsgrootte
Deze opdracht doe je alleen.
Soms overleg je wel met een klasgenoot.
Het filmpje maak je met een klasgenoot
Benodigdheden
Geen bijzonderheden.
Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.
Inleveren van de opdrachten
Alle opdrachten die in deze module staan moeten, vooraf dat ze worden gemaakt, gekopieerd worden in een google drive document. De titel van het document is de titel van de paragraaf. Alle opdrachten m.u.v. de epacks en de practica worden in het document beantwoord. Aan het eind van een paragraaf lever je het document in classroom in.
Opdracht 1: Beantwoord de volgende vijf vragen. Zet de vragen eerst in een google document en beantwoord daarna de vragen. Lever je vragen in je classroomomgeving in.
Welk woord moet op de open plaats?
Je neemt ...... uit de omgeving waar door middel van je zintuigen.
prikkels
impulsen
reflexen
Zintuigcellen geven prikkels via de zenuwen door aan ...... .
je hersenen.
je spieren.
Welke opmerking over impulsen is juist
Impulsen laten zintuigen reageren.
Impulsen bevatten informatie over de situatie buiten het lichaam.
Impulsen kunnen ontstaan in zintuigen.
Impulsen gaan altijd naar spieren toe.
Welke zintuigen heeft het lichaam?
Noem de vier prikkels die de huid waarneemt.
Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Bedenk zelf nog twee andere voorbeelden van verschillende diersoorten met eenzelfde zintuig waarvan de drempelwaarden verschillend zijn wat betreft de prikkel.
Stap3
Zenuwstelsel
Bestudeer de theorie over de hersenen:
Opdracht 2: Beantwoord de volgende drie vragen. Zet de vragen eerst in een google document en beantwoord daarna de vragen. Lever je vragen in je classroomomgeving in.
Waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel?
hersenen, ruggenmerg en gevoelszenuwen
ruggenmerg, hersenen en bewegingszenuwen
hersenen, hersenstam en ruggenmerg
Het deel van de hersenen waar impulsen afkomstig van de zintuigen worden verwerkt, heet .....
grote hersenen
kleine hersenen
hersenstam
Welke letter geeft de hersenstam aan?
Stap4
Eindtoets
Opdracht 3: Maak van de methode biologie voor jou in SOM vanThema 6 ( waarneming) deel 1B basisstof 1. Je kunt bij deze opdrachten komen door via SOM in te loggen in de leermiddelen biologie.
Opdracht 4: Je sluit deze opdracht af met het maken van een toetsje.
De toets bestaat uit een aantal meerkeuze vragen. Na afloop van de toets zie je welke vragen je goed had en zie je van de vragen die je fout had het goede antwoord. Je moet 80% van de vragen goed beantwoorden om verder te kunnen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Maak een filmpje van ongeveer drie minuten waarin jullie uitleggen welke zintuigen het menselijk lichaam heeft en welke prikkels uit het milieu de zintuigcellen aansturen. Jullie werken in tweetallen en leveren het filmpje in classroom in. Voor deze opdracht krijg je een beoordeling.
Prikkel
Vanuit een intern of extern milieu afkomstige informatie.
Zintuig
Orgaan dat een verandering in de omgeving kan waarnemen en signalen doorgeeft aan delen van het zenuwstelsel (zenuwcellen).
Adequate prikkel
De bepaalde prikkel waar een bepaald zintuig gevoelig voor is noem je de adequate prikkel.
Gezichtszintuig
Orgaan met zintuigcellen die licht registreren/waarnemen, waardoor je kunt zien. Ookwel ogen genoemd.
Gehoorzintuig
Orgaan met zintuigcellen die geluidstrillingen registreren/waarnemen, waardoor je kunt horen. Ookwel oren genoemd.
Reukzintuig
Orgaan met reukzintuigcellen die geuren kunnen waarnemen, waardoor je kunt ruiken. Ookwel neus genoemd.
Smaakzintuig
Orgaan met smaakzintuigcellen die smaken kunnen waarnemen, waardoor je kunt proeven.
Gevoelszintuig
Tastzintuigen, drukzintuigen, warmtezintuigen en koudezintuigen, o.a. in de huid, geven informatie door aan het zenuwstelsel over gevoel.
Zintuigcellen
Zintuigen bestaan uit zintuigcellen. In deze cellen worden prikkels omgezet in impulsen.
Impulsen
Elektrische stroompjes die door zintuigcellen worden doorgegeven aan zenuwcellen.
Reflex
Een zeer snelle reactie van het zenuwstelsel, waarbij het signaal in eerste instantie niet via de hersenen verloopt, maar alleen via het ruggenmerg.
Prikkeldrempel
De waarde van een prikkel die nog net omgezet wordt in een impuls en dus waargenomen wordt.
Gewenning
Het hoger worden van de prikkeldrempel voor een bepaalde drempel door een constante aanvoer ervan.
Perifere zenuwstelsel
Bestaat uit alle zenuwen behalve de hersenen en het ruggenmerg.
Zenuwcellen
Specifieke cellen van het zenuwstelsel, die bestaan uit een cellichaam en heel lange uitlopers. Ze ontvangen signalen en informatie en geven die door.
Ruggenmerg
Deel van het zenuwstelsel dat binnen in de wervelkolom ligt, speelt een rol bij het doorgeven van signalen in het zenuwstelsel.
Gevoelszenuwcellen
Zenuwcellen die impulsen van zintuigen naar het centrale zenuwstelsel brengen.
Schakelcellen
Zenuwcellen die impulsen van de ene naar de andere zenuwcel brengen.
Bewegingszenuwcellen
Zenuwcellen die impulsen van het centrale zenuwstelsel naar spieren en/of klieren brengen.
Hersenen
Een buitengewoon ontwikkeld orgaan, dat alle gevoelenns, het bewustzijn en alle mogelijkheden om iets te doen bevat.
Grote hersenen
Orgaan van het zenuwstelsel; grootste deel van de hersenen, waar signalen van zenuwen worden verwerkt en de beweging van je lichaam wordt geregeld. Is ook het regelcentrum voor o.a. plannen, redeneren, emotie en het geheugen.
Kleine hersenen
Orgaan van het zenuwstelsel, zorgt o.a. voor coördinatie van bewegingen.
Hersenstam
De hersenstam is het oudste hersendeel, ligt in het verlengde van het ruggenmerg en regelt de basale functies.
Een gevoelige huid
Intro
Bekijk het filmpje.
De buitenkant van je lichaam is je huid.
Met je huid kun je van alles te weten komen over je omgeving.
Je kunt bijvoorbeeld voelen dat een trui lekker zacht aanvoelt, of dat een speld scherp is.
De vraag hoe je huid dat doet, staat in deze opdracht centraal.
Succes!
Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct
Je sluit deze opdracht af met het practicum tastzintuigen.
Van dit practicum maak je een onderzoeksverslag.
In het verslag komt te staan:
- De onderzoeksvraag.
- De werkwijze (opzet van het onderzoek).
- De resultaten.
- De conclusie.
- De evaluatie.
Beoordeling
Het onderzoeksverslag beoordelen jullie zelf, maar jullie laten het onderzoeksverslag ook beoordelen door jullie docent.
Jullie docent beoordeelt de correctheid van het onderzoeksverslag en kijkt naar de verzorging/netheid.
Leerdoelen
Leerdoelen:
Je kunt de werking van de vijf verschillende zintuigen in de huid beschrijven.
Je kunt de weg die informatie van de zintuigen naar het centrale zenuwstelsel
aflegt beschrijven.
Je kunt de werking van warmte- en koudezintuigen uitleggen.
Je kunt benoemen uit welke drie delen huid bestaat en wat de functie van elk deel is.
Werkwijze
Groepsgrootte
Het bestuderen van de theorie en het practicum warmte- en koudezintuigen doe je alleen.
Het eindproduct (onderzoeksverslag practicum huidzintuigen) maak je samen met een klasgenoot.
Benodigdheden
Practicumspullen practicum warmte- en koudezintuigen en huidzintuigen.
Beschrijving practicum + practicumspullen.
Tijd
Voor het bestuderen van de theorie en beantwoorden van de vragen heb je 0,5 uur nodig.
Voor het uitvoeren van het practicum huidzintuigen en het schrijven van het onderzoeksverslag heb je ongeveer 1 uur nodig.
Opdracht 5: Geef van de volgende zes uitspraken aan of ze waar of niet waar zijn en lever deze in op classroom.
De buitenste laag van je huid heet de hoornlaag.
De hoornlaag bestaat uit dode cellen.
De hoornlaag bevat pigmentcellen.
De kiemlaag bestaat uit dode cellen.
Pigmentcellen beschermen de huid tegen UV straling.
Warmte- en koudezintuingen geven je informatie over de temperatuur van de omgeving.
Bespreek de antwoorden met je buurman/buurvrouw.
Opdracht 6: Maak van de methode bvj in SOM basisstof 2 thema 6
Stap2
Practicum 1: Koude- en warmtezintuigen
Bij de volgende proef onderzoek je de werking van warmte- en koudezintuigen.
Benodigdheden:
Een bekerglas met koud water van ongeveer 4°C met ijsblokjes erin.
Een bekerglas met warm water van ongeveer 40°C.
Een bekerglas met lauw water van ongeveer 20°C.
Een thermometer om de temperaturen te controleren.
Uitvoering:
Steek een vinger van je linkerhand in het bekerglas met warm water.
Steek een vinger van je rechterhand in het bekerglas met koud water.
Wacht ongeveer één minuut.
Doe dan de vingers van beide handen in het bekerglas met lauw water.
Wat merk je op het moment dat je beide vingers in het lauwe water doet?
Maak onderstaand verslag van de proef af door de juiste woorden naar de tekst te slepen.
Wat gebeurt er met de huid bij warmte en kou?
Je ziet twee keer hetzelfde stukje huid getekend.
De huid bevindt zich de ene keer in een warme omgeving, de andere keer in een koude omgeving.
Je ziet in de tekeningen een haar, een haarspiertje, een zweetklier en een bloedvat aangegeven.
Kijk goed naar de verschillen tussen beide tekeningen.
Schrijf alle verschillen op.
Welke afbeelding hoort volgens jou bij een koude omgeving?
En welke bij een warme omgeving.
Bespreek je antwoord met een klasgenoot.
Zijn jullie het met elkaar eens?
Stap4
Practicum 2: Tastzintuigen
Je gaat samen met een klasgenoot het practicum tastzintuigen uitvoeren en van dat practicum een onderzoeksverslag schrijven.
Weet je al hoe je een onderzoeksverslag schrijft?
Nee? Kijk dan eens naar:
Maak op het werkblad een onderzoeksverslag van het practicum.
Vergeet de evaluatie niet in te vullen.
Beoordeel het onderzoeksverslag eerst zelf.
Lever het veslag in op Classroom
Laat het verslag daarna beoordelen door jullie docent.
Succes.
Begrippenlijst
Mechanische bescherming/afweer
Eerste afweer door aanpassingen aan de buitenkant van het lichaam om ziekteverwekkers uit te schakelen of tegen te houden. Voorbeelden bij de mens: huid en slijm(vlies).
Hoornlaag
Bovenste laag van de opperhuid. Bestaat uit dode cellen.
Kiemlaag
Onderste laag van de opperhuid. Bestaat uit delende cellen.
Pigmentcellen
Pigment bestaat uit pigmentcellen die een kleurstof bevatten die de gevaarlijke UV straling kunnen opnemen.
Zintuigcellen
Zintuigen bestaan uit zintuigcellen. In deze cellen worden prikkels omgezet in impulsen.
tastzintuig
Geeft informatie over de structuur van hetgeen je aanraakt.
Pijnzintuig
Waarschuwt je als je huid beschadigd dreigt te worden.
Drukzintuig
Geeft je informatie over de massa en/of breekbaarheid van hetgeen je aanraakt.
Koudezintuig
Geeft informatie over de kou van hetgeen je aanraakt.
Warmtezintuig
Geeft informatie over de warmte van hetgeen je aanraakt.
Zweet
Uitscheidingsproduct dat een functie heeft bij het regelen van de temperatuur van het lichaam.
Virus
Een stukje DNA met eiwit eromheen dat organismen ziek kan maken. Een virus is geen organisme, omdat het geen levensverschijnselen vertoont.
Voelen
Het waarnemen van aanraking, druk, warmte of kou (tastzintuig en drukzintuig, warmte- en koudezintuigen).
Afweersysteem
Alle reacties die een organisme heeft op het binnendringen van ziekteverwekkers en lichaamsvreemde stoffen.
Smakelijk eten
Intro
Lekker eten, dat doen we allemaal graag.
Bekijk de vier kommen soep. Welke zou jij kiezen?
Heb je gekozen voor kom 1 of kom 4, dan heb je de soep gekozen die de meeste mensen kiezen.
Blauwe of paarse soep lusten we niet, want dat zijn we niet gewend en krijgen we niet door de keel.
Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct
Je sluit deze opdracht af met een practicum. Je kunt kiezen uit twee practica: het practicum 'Smaakgebieden' of het practicum 'Smakeloos'. Van het practicum dat je kiest maak je een onderzoeksverslag.
Beoordeling
Je verslag beoordelen jullie eerst zelf. Daarna laten jullie het verslag beoordelen door jullie docent.
Hij/zij beoordeelt de correctheid van het verslag en kijkt naar de verzorging/netheid.
Leerdoelen
Leerdoelen:
Je kunt omschrijven hoe de neus en tong zijn opgebouwd en werken.
Je kunt aangeven welke smaken je proeft en welke je ruikt.
Je kunt aangeven dat je al je zintuigen gebruikt bij het herkennen van voedsel.
Werkwijze
Groepsgrootte
Je werkt de meeste stappen alleen door.
Bij het practicum (stap 6)werk je samen met een klasgenoot.
Benodigdheden
Practicum + practicumbenodigdheden
Googledoc - Smaakgebieden
of
Opdracht 7: Beantwoord de volgende vijf vragen. Zet de vragen eerst in een google document en beantwoord daarna de vragen. Lever je vragen in op je classroomomgeving.
Waar of niet waar?
Proeven doe je alleen met je tong.
Waar
Niet waar
Hoe heet het vlies van slijm dat de neusholten bedekt en waarin de geurstoffen oplossen die via het neusgat de neusholten binnenkomen?
reukslijmvlies
neusslijmvlies
holteslijmvlies
Hoeveel verschillende smaakstoffen kun je met je tong waarnemen?
2
5
12
Als je eet en drinkt lossen de smaakstoffen op in het speeksel.
Waarom is dat belangrijk?
Doordat ze zijn opgelost kunnen de smaakstoffen in contact komen met de smaakknopjes.
Doordat ze zijn opgelost kunnen de smaakstoffen makkelijker doorgeslikt worden.
Doordat ze zijn opgelost kunnen ze via de buis van Eustachius in de neusholte komen.
Welke zintuigen gebruik je allemaal bij het herkennen van verschillende smaken?
Je gehoor-, reuk- en smaakzintuigen.
Je gehoor-, gevoel-, smaak- en gezichtszintuigen.
Je gevoel-, reuk-, smaak-, gehoor- en gezichtszintuigen.
Opdracht 8: Maak van de methode bvj in SOM basisstof 3 thema 6
Stap2
Watertanden
Heb jij dat nou ook? Zie je of ruik je iets lekkers.. en je gaat watertanden.
En bij iets wat je niet lekker vindt? Loop je er ook voor weg?
Op grote stations maakt men gebruik van dit watertanden om de eetlust bij hongerige reizigers op te wekken: geurende croissants, reclameborden met grote aantrekkelijke broodjes hamburger en ga zo maar door.
Test jezelf
Test eens of je er ook gevoelig voor bent:
Bekijk het filmpje watertanden. Elke afbeelding blijft 10 seconden lang in beeld.
Onthoud tijdens het kijken bij welke afbeeldingen je een hongergevoel krijgt of bij welke afbeeldingen er speeksel door je mond begint te lopen. Heb jij het bij dezelfde producten als je buurman of buurvrouw?
Stap3
Reuk Opdracht 9: De volgende tekst gaat over je reukorgaan.
Je herhaalt meteen ook even hoe het zenuwstelsel werkt.
Maak de tekst compleet.
Gevaarlijke stoffen
In het keukenkastje staan flessen met allerlei stoffen om schoon te maken.
Wat er in zit kun je herkennen aan de geur? Doe dit nooit met je neus vlak boven de fles!
Sommige stoffen zoals ammoniak kunnen iemand een soort astmatische aanval bezorgen.
De concentratie van die stof vlak boven de fles is veel te hoog om in te ademen.
Lees dus liever even wat er op het etiket staat.
Beantwoord de volgende vraag:
Stel het etiket is onleesbaar geworden en je wilt toch weten wat er in de fles zit.
Welke manier is veilig om dit te weten te komen?
De fles open schroeven en een klein druppeltje op je vinger doen en dan ruiken.
De fles open schroeven en de lucht uit de fles naar je toewuiven.
De fles open schroeven en een klein druppeltje op je vinger doen en dan proeven.
Stap5
Functies van proeven en ruiken Opdracht 10: Bij proeven en ruiken gaat het om het kunnen waarnemen van stoffen. Dit dient verschillende functies. Bijvoorbeeld:
Waarschuwing bij gevaar.
Vinden van een partner.
Vinden van voedsel.
Herkennen van familieleden en/of soortgenoten.
Herkennen van vijanden.
Communiceren met soortgenoten.
Ook bij de mens spelen deze functies een rol, soms onder de oppervlakte.
Combineer nu de volgende zes situaties met de juiste functie.
Situatie
functie
1 Jonge katjes snuffelen in de eerste weken van hun leven
heel veel aan hun broertjes en zusjes en moeder.
a Vinden van een partner.
2 Bij het ruiken van rook worden veel mensen wakker.
b Herkennen van soortgenoten.
3 Naar een feest gaan, gebruiken veel mensen parfum.
c Vinden van voedsel.
4 Bij naderend gevaar scheiden bijen een alarmgeur uit.
Alle bijen die ten strijde trekken verzamelen zich.
d Waarschuwing tegen gevaar.
5 Hazen hebben een klein kuiltje als nest.
Gewoonlijk liggen ze met hun neus tegen de windrichting in.
Kies voor het practicum Smaakgebieden (stap 6A) of voor het practicum Smakeloos (stap 6B).
Practicum Smaakgebieden
Op de tong zijn er verschillende plaatsen waar je het beste een bepaalde smaak proeft.
Die plekken zijn niet bij iedereen op precies dezelfde plek. Hoe zit het bij jou? En bij je klasgenoot? Jullie gaan dat samen onderzoeken.
Laat het verslag vervolgens beoordelen door jullie docent.
Succes.
Stap6B
Kies voor het practicum Smaakgebieden (stap 6A) of voor het practicum Smakeloos (stap 6B).
Practicum Smakeloos
Als mensen verkouden zijn proeven ze weinig.
Ze merken geen verschil tussen sinaasappelsap en aarbeisap. Hoe kan dat?
Jullie gaan onderzoeken of jullie verschillende smaken proeven met jullie neus dicht.
Laat het verslag vervolgens beoordelen door jullie docent.
Succes.
Extra
Speurhonden
Bij honden is de reuk het meest ontwikkelde zintuig.
Honden gebruiken de neus bij het volgen van een spoor of het opsporen van bepaalde voorwerpen.
Bekijk het filmpje in de toepassing en beantwoord de vragen:
Neusslijmvlies
Laagje slijm dat de neusholte bedekt en waarin de geurstoffen oplossen die via het neusgat de holte binnenkomen.
Smaakzintuig
Een zintuig; orgaan met smaakzintuigcellen die smaken kunnen waarnemen, waardoor je kunt proeven.
Proeven
Het waarnemen van smaken met een tong (smaakzintuig)
Smaakstoffen
Er zijn vijf soorten smaakstoffen; zoet, zuur, zout, bitter en umami.
Speeksel
Verteringssap, aangemaakt in speekselklieren; bestaat uit water, slijm en enzymen voor de vertering.
Ruiken
Het waarnemen van geur met een neus (reukzintuig).
Goed gehoord
Intro
Ronald Ligtenberg leidde lange tijd een snel, hip leven.
Uiteindelijk bracht dat hem geen voldoening.
Ronald ging evenementen organiseren die alle zintuigen prikkelen.
Dansavonden voor doven en horenden. Avonden waarbij iedereen uit z'n dak gaat.
Hoe dat er uitziet?
Bekijk het filmpje
Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met de toets 'Goed gehoord'.
De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen.
Beoordeling
Je hebt een voldoende voor de toets als 80% van de vragen goed hebt beantwoord. Als bewijs kun je dan het certificaat 'Goed gehoord' printen.
Leerdoelen
Leerdoelen:
Je kunt de namen van de onderdelen van het oor benoemen.
Je kunt de onderdelen van het oor in de volgorde zetten waarin ze informatie over geluid doorgeven.
Je kunt uitleggen hoe het oor de trillingen van geluid omzet tot impulsen en hoe die bij de hersenen komen.
Je kunt beschrijven dat de geluidssterkte en de trillingsfrequentie onze gehoorgrenzen bepalen.
Werkwijze
Groepsgrootte
De meeste oefeningen in deze opdracht doe je alleen.
Bij de praktische opdrachten werk je samen met een klasgenoot of in een groepje van vier.
Benodigdheden
Koptelefoon of oortjes
Wekker
Watjes voor in het oor
Decibelmeter
Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.
Extra
Bespreek met je docent of jullie de extra opdracht over gehoorbeschadiging doen.
Stap1
Horen
Ga naar de ondestaande link en bestudeer het item en bekijk het filmpje over het oor..
Weet je na het bestuderen van de tekst en het bekijken van het filmpje hoe het oor in elkaar zit? Maak dan de volgende opdracht.
Opdracht 11: Download het googlewerkblad Bouw oor. Lever na het te hebben gemaakt in op classroom samen met opdracht 12.
Stap2
De weg van het geluid
Dankzij je oren kun je van alles horen.
Voordat je ook daadwerkelijk het geluid hoort, is er veel gebeurd met de geluidsgolf die het oor binnenkomt.
In het filmpje in het Kennisbankitem heb je gezien welke weg het geluid aflegt.
Opdracht 12: de weg van het geluid. Download het googlewerkblad Weg van het geluid. Lever deze samen in met opdracht 11 in classroom.
Stap3
Oorschelpen
De meeste mensen kunnen hun oorschelpen niet bewegen.
Dieren kunnen dit wel. Kijk maar eens naar de oren van de haas in het volgende filmpje:
Bedenk welk voordeel het heeft als de oren kunnen bewegen.
Doe het volgende experimentje:
Zet met de volumeknop het geluid van je computer op zijn hardst.
Luister naar het geluidje.
Duw met je handen je oorschelpen naar voren en luister opnieuw naar het geluid.
Hoorde je het geluid de tweede keer harder dan de eerste keer of juist andersom?
Waardoor denk je dat dit komt?
Stap4
Oorsmeer
In de oorschelp zit een opening met de gehoorgang, waardoorheen het geluid het oor in gaat. Achterin deze gehoorgang zit het trommelvlies en aan de zijkant zitten de oorsmeerkliertjes.
Deze oorsmeerkliertjes maken oorsmeer, wat dient om het trommelvlies soepel te houden. Zo kan het trommelvlies snel meebewegen met de geluidstrillingen. Geluidstrillingen laten het trommelvlies afhankelijk van de sterkte van het geluid tussen tussen de 20 en 20.000 keer per seconde trillen.
Soms droogt oorsmeer te veel in en wordt het een hard klontje.
Daardoor kan het trommelvlies minder goed bewegen en hoor je minder goed.
Door de oren uit te spuiten krijgt een dokter de gehoorgang weer schoon.
Een ander probleem is middenoorontsteking.
Bekijk dit filmpje: Buisjes in je oren
Het middenoor is het deel van het oor achter het trommelvlies, waar de gehoorbeentjes zitten. De buis van Eustachius verbindt dit deel van het oor met de keelholte. Gewoonlijk is de buis van Eustachius dicht. Maar...hij gaat bij slikken of je neus snuiten open. Als je zwaar verkouden bent kan vanuit de keelholte gemakkelijk slijm met daarin ziektekiemen via deze buis in het middenoor komen en daar voor een ontsteking zorgen. Bij jonge kinderen plaatst men bij middenoorontsteking soms buisjes door het trommelvlies heen. Zo kunnen vocht en pus doorgegeven worden aan de gehoorgang, waardoor het middenoor sneller geneest.
Opdracht 13: Waar of niet waar?
Ziektekiemen vanuit de keelholte kunnen in het middenoor voor een ontsteking zorgen.
Door buisjes in het trommelvlies te plaatsen, kunnen pus en vocht niet meer in het middenoor tercht komen.
Dankzij oorsmeer blijft het trommelvlies soepel.
Ingedroogd oorsmeer kan er voor zorgen, dat je minder goed hoort, omdat het trommelvlies niet goed kan bewegen.
Opdracht 14: Maak van de methode bvj in SOM paragraaf 4 thema 6
Stap5
Druk
Het trommelvlies grenst dus aan de buitenlucht via de gehoorgang. Ook aan de binnenkant in het middenoor hoort lucht te zitten. Als de luchtdruk aan beide kanten niet gelijk is, staat het trommelvlies hol of bol.
Kijk eens naar een situatie in het filmpje waarin dit gebeurt:
Ook bij het op- en afrijden van bergen of bij het vliegen met een vliegtuig zijn er drukverschillen tussen het middenoor en de buitenlucht.
Door te slikken of te gapen kan via de buis van Eustachius lucht van het middenoor naar de keelholte of omgekeerd. Daardoor wordt de luchtdruk aan beide kanten gelijk.
Dan beweegt het trommelvlies weer gemakkelijker en worden ook de gehoorbeentjes niet in een verkeerde stand geduwd.
Mensen hebben de afspraak gemaakt, dat het zachtste geluid dat mensen nog kunnen horen 3 decibel is.
Het zachtste geluid dat mensen kunnen horen wordt wel de gehoordrempel genoemd.
De geluidssterkte kun je meten met een decibelmeter.
De geluidssterkte van een stofzuiger is ongeveer 70 decibel. Als twee stofzuigers twee keer zo veel geluid maken, zou je verwachten dat de geluidssterkte 140 decibel is, maar dat is niet zo. Als geluid twee keer zo hard is, komt er 3 decibel bij. Dus als één stofzuiger 70 decibel aan geluid produceert, produceren twee stofzuigers 73 decibel aan geluid.
Onthoud: Als de geluidssterkte twee keer zo groot is, komt er 3 decibel bij.
Opdracht 17: Eindtoets
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit een gesloten vragen.
Na afloop van de toets zie je welke vragen je goed had en zie je van de vragen die je fout had het goede antwoord.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Slakkenhuis
Deel van het binnenoor, gevuld met vloeistof. Het ontvangt geluidstrillingen van de gehoorbeentjes en zet deze om in elektrische signalen. Zintuigcellen in het slakkenhuis geven de signaaltjes door aan de gehoorzenuw.
Impulsen
Elektrische stroompjes die door zintuigcellen worden doorgegeven aan zenuwcellen.
Gehoorzenuw
Geeft impulsen door aan de grote hersenen.
Gehoorcentrum
Deel van de hersenen dat impulsen van de gehoorzenuw verwerkt.
Hersenen
Een buitengewoon ontwikkeld orgaan, dat alle gevoelenns, het bewustzijn en alle mogelijkheden om iets te doen bevat.
Decibel
De eenheid waarin geluidssterkte wordt uitgedrukt.
Buis van Eustachius
Buis die het binnenoor verbindt met de keelholte. Door slikken of geeuwen kun je je oren 'klaren': lucht wordt dan aan- of afgevoerd en daarbij wordt de luchtdruk aan beide kanten van het trommelvlies gelijk.
Evenwichtszintuig
Met vloeistof gevulde kanalen vlakbij het slakkenhuis; het verzamelt informatie over bewegingen van het lichaam en houdt het lichaam in evenwicht.
Trilharen
'Haartjes' op slijmvliescellen, o.a. neusslijmvlies, die ervoor zorgen dat vuil, slijm en ziekteverwekkers naar buiten worden gewerkt. Bijvoorbeeld in de luchtpijp: ziekteverwekkers komen via de trilharen in de mondholte, waar je ze inslikt. In de maag worden de ziekteverwekkers onschadelijk gemaakt.
Horen
Het waarnemen van geluid (hoog/laag, hard/zacht) met de oren (gehoorzintuig).
Ogen bekeken
Intro
Bij de introductie van dit thema heb je gekeken naar het filmpje 'Wat zie je als je niet kunt kijken'. Kijk nog een stukje van dit filmpje.
Dankzij je ogen kun je zien.
Bedenk eens wat er allemaal anders zou gaan in je leven als je niet zou kunnen zien.
Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met de toets 'Ogen bekeken'.
De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen.
Beoordeling
Je hebt een voldoende voor de toets als 80% van de vragen goed hebt beantwoord.
Als bewijs kun je dan het certificaat 'Ogen bekeken' printen.
Leerdoelen
Leerdoelen:
Je kunt de volgende onderdelen van het oog aanwijzen en je kunt beschrijven waarvoor deze onderdelen dienen:
iris, pupil, lens, oogwit (harde oogvlies), hoornvlies, netvlies, vaatvlies, gele vlek, blinde vlek, oogzenuw en glasachtig lichaam.
Je kunt uitleggen dat je ogen worden beschermd door wenkbrauwen, oogleden en wimpers.
Je kunt beschrijven dat traanvocht wordt gemaakt in de traanklier en dat het traanvocht over het oog wordt verspreid door de oogleden.
Je kunt de werking van het oog uitleggen met de begrippen ooglens, brandpunt, netvlies, staafjes en kegeltjes.
Je kunt de begrippen accommoderen, bijziend en verziend beschrijven.
Werkwijze
Groepsgrootte
De meeste oefeningen in deze opdracht doe je alleen. Soms heb je hulp van een klasgenoot nodig.
Benodigdheden
- Computer met internetaansluiting.
- Papier en (kleur)potloden.
- Liniaal.
Tijd
Voor het doen van de oefeningen en het maken van de eindtoets heb je ongeveer 2 lesuren nodig.
Extra
Overleg met je docent of je de extra opdracht over kleurenblindheid doet.
Stap1
Kijk elkaar in de ogen
Je begint deze opdracht met het kijken en tekenen van een oog van een klasgenoot. Daarnaast lees je in het theorieboek bladzijde 65.
Opdracht 18: Je maakt een zo natuurgetrouwe tekening van zijn/haar oog.
Ben je klaar? Laat de tekening dan zien aan je klasgenoot.
Bekijk ook zijn tekening. Wie wist de meeste onderdelen te benoemen?
Zijn er verder nog opvallende verschillen? Bespreek die verschillen.
Bekijk de tekeningen aan het eind van de opdracht nog eens en kijk of je dan alle onderdelen kunt benoemen.
Opdracht 19: Rondom het oog.
Neem de tekst over in een googledocument en vul de gaten in. Lever aan het eind van de paragraaf deze en andere opdrachten in op classroom.
Boven het oog vind je de .. 1 .. , die het zweet, dat van ons voorhoofd druipt niet in ons oog laten vallen.
Achter de wenkbrauwen, net boven het oog zitten de .. 2 .. .
Deze klieren maken de hele dag door .. 3 .. , die door het knipperen van de oogleden regelmatig over het oog verdeeld worden.
Dit traanvocht zorgt er voor dat het .. 4 .. niet uitdroogt en dat vuil en stof uit het oog wordt gespoeld.
Op de oogleden zitten de .. 5 .. . Het doel van de wimpers is om .. 6 .. buiten het oog te houden.
Wimpers zijn zeer gevoelig voor aanraking. Als ze worden aangeraakt, wordt het oog in een .. 7 .. gesloten.
Je gaat nog eens in de ogen van een klasgenoot kijken.
Je klasgenoot kijkt naar het licht, bijvoorbeeld het raam.
Hij of zij dekt met een hand één oog af, maar doet het oog niet dicht!
Na enige tijd haalt hij of zij de hand weer weg.
Kijk nu goed naar de pupil. Wat valt je op?
Opdracht 23: Kopieer de de tekst hieronder over in een google document en vul de volgende zes woorden in:
Als je naar het licht kijkt, is je pupil .. 1 .. .
Dit komt omdat de kringspieren in de iris dan .. 2 .. zijn.
Zo komt er .. 3 .. van het licht dat op het oog valt op het netvlies.
Daardoor wordt het .. 4 .. beschermd.
In een .. 5 .. omgeving is je pupil .. 6 .. .
Daardoor kun je ook dan bijna alles zien.
Opdracht 24: Maak van de methode bvj SOM de opdrachten 23 t/m 24.
Stap4
De ooglens
Bestudeer als dat nodig is pagina 3 t/m 6 van het onderdeel het oog nog eens en maak vervolgens de tekst compleet door de ontbrekende woorden in te vullen.
Opdracht 25: De ooglens. Kopieer de onderstaande tekst in het google document en lever het document aan het eind van de paragraaf in op classroom.
Lichtstralen gaan door de pupil en de lens heen. Achterin je oog valt het licht op het .. 1 .. .
Het licht wordt zo gebroken, dat er op het netvlies een scherp beeld ontstaat, maar wel op zijn kop!
Je .. 2 .. draaien dit beeld weer om. Soms werkt de lens niet 100%.
Je bent dan .. 3 .. of verziend en je hebt een bril nodig.
Bij bijziend breekt de lens de lichtstraal te sterk. Het .. 4 .. komt voor het netvlies.
Iemand die bijziend is, heeft een bril met .. 5 .. glazen nodig. Bij .. 6 .. is het net andersom.
De lens breekt de lichtstraal niet sterk genoeg.
Het brandpunt komt achter het netvlies te liggen.
Iemand die verziend is, heeft een bril met .. 7 .. glazen nodig.
De blinde vlek is dus een plek op het netvlies waar geen zintuigcellen aanwezig zijn.
Met behulp van een experimentje kan je zelf je blinde vlek bepalen.
Sluit je rechteroog en ga met je gezicht op ongeveer 50 cm van het beeldscherm af zitten.
Kijk nu recht met je linkeroog naar de ogen van het meisje.
Kom nu langzaam dichterbij, blijf recht naar de ogen kijken.
Op een gegeven moment zul je de bloem niet meer kunnen zien. Deze valt dan precies op je blinde vlek.
Stap6
Eindtoets
Opdracht 26: Je sluit deze paragraaf af met het maken van een toetsje.
De toets bestaat uit een gesloten vragen.
Na afloop van de toets zie je welke vragen je goed had en zie je van de vragen die je fout had het goede antwoord. Je moet 80% van de toets correct beantwoorden om naar de volgende paragraaf te mogen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Kleurenblind
Bekijk het volgende filmpje van GezondheidspleinTV.
Zoals in het filmpje te zien en te horen is, weten veel mensen die kleurenblind zijn niet dat ze de kleuren anders waarnemen dan andere mensen.
Ze komen hier pas achter na het doen van een test.
Welke getallen zie je in de rondjes?
De test is zo gemaakt dat als de getallen in de rondjes ziet, je niet kleurenblind bent.
Zie je geen getal of ze je een heel ander getal, dan is er een kans dat je kleurenblind bent.
Begrippenlijst
Het oog
Een zintuig; orgaan met zintuigcellen die licht registreren/waarnemen, waardoor je kunt zien.
Pupil
Opening in het midden van de iris, waardoor licht het oog binnenkomt.
Hoornvlies
Voorste deel van het harde oogvlies. Het is stevig en doorzichtig.
Lens
Deel van het oog (achter de pupil) dat ervoor zorgt dat lichtstralen naar elkaar toe gebogen worden en op het netvlies terecht komen. S
Netvlies
De binnenste laag van het oog dat bestaat uit zintuigcellen (staafjes en kegeltjes), die beelden omzetten in elektrische signalen. Deze signalen gaan via de oogzenuw naar de hersenen.
Glasachtig lichaam
Heldere, geleiachtige substantie in het midden van het oog.
Gele vlek
Deel van het netvlies waar het scherpste beeld gevormd wordt (veel kegeltjes).
Blinde vlek
S Plaats van het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat en waar geen kegeltjes of staafjes voorkomen.
Oogzenuw
Zenuw die impulsen van de hersenen naar het oog doorgeeft.
Accomoderen
Het boller of holler maken van de ooglens met kleine spiertjes.
Bijziend
Bij een bijziend oog ligt het brandpunt voor het netvlies.
Verziend
Bij een verziend ook ligt het brandpunt achter het netvlies.
Reflex
Een zeer snelle reactie van het zenuwstelsel, waarbij het signaal in eerste instantie niet via de hersenen verloopt, maar alleen via het ruggenmerg.
Staafjes
Zintuigcellen op het netvlies (vooral rondom de gele vlek), die zwart-grijs-wit en contrasten kunnen waarnemen; ze worden vooral gebruikt in schemer en donker en nemen geen kleuren en details waar.
Kegeltjes
Zintuigcellen op het netvlies die kleuren, licht en details kunnen waarnemen; ze liggen vooral in, maar ook rondom de gele vlek.
Brandpunt
Het punt waarop de lichtstralen gebundeld door de lens gaan.
Zien
Het waarnemen van licht (kleuren, diepte, licht/donker) met de ogen (gezichtszintuig).
Het zenuwstelsel
Intro
Bekijk het filmpje over het zenuwstelsel op SchoolTV.
In het filmpje gaat het over het zenuwstelsel: één groot netwerk van zenuwcellen die met elkaar in contact staan en die er voor zorgen dat je allerlei informatie kunt opnemen.
In deze eerste opdracht van dit thema staat dit zenuwstelsel centraal.
Succes!
Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct
Je sluit deze opdracht af met de toets 'Zenuwstelsel'.
De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen.
Beoordeling
Je hebt een voldoende voor de toets als je 80% van de vragen goed hebt beantwoord.
Leerdoelen
Leerdoelen:
Je kunt het begrip prikkels in je eigen woorden beschrijven.
Je kunt het verband tussen prikkels en zintuigen uitleggen.
Je kunt de vijf belangrijkste zintuigen in ons lichaam opnoemen.
Je kunt het verschil tussen een prikkel en impuls uitleggen.
Je kunt de weg omschrijven die informatie van de zintuigen naar de hersenen aflegt.
Je kunt het verschil tussen een bewuste en onbewuste reactie beschrijven.
Je kunt het begrip reflex beschrijven.
Werkwijze
Groepsgrootte
Deze opdracht doe je alleen.
Soms overleg je wel met een klasgenoot.
Benodigdheden
Geen bijzonderheden.
Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 1 uur nodig.
Daarnaast bestudeer je de paragraven 6 en 10 van je theorieboek.
Opdracht 27: Neem de tekst over in een googledocument en beantwoord de vragen. Lever aan het eind van de paragraaf deze en andere opdrachten in op classroom.
Beantwoord de volgende negen vragen.
Waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel?
hersenen en gevoelszenuwen
ruggenmerg en gevoelszenuwen
hersenen en ruggenmerg
Hoe noem je de zenuwcellen die een impuls van een zintuig naar het centrale zenuwstelsel doorgeven?
gevoelszenuwcellen
schakelcellen
bewegingszenuwcellen
Hoe noem je de zenuwcellen die een impuls van de ene zenuwcel aan een andere doorgeven?
gevoelszenuwcellen
schakelcellen
bewegingszenuwcellen
Hoe noem je de zenuwcellen die een impuls van het centrale zenuwstelsel aan de spieren doorgeven?
gevoelszenuwcellen
schakelcellen
bewegingszenuwcellen
Je neemt een prikkel waar en reageert op de prikkel.
Wat is de juiste volgorde?
Waar of niet waar?
Bij een reflex reageert de ruggenmerg op de impuls.
Waar
Niet waar
Waar of niet waar?
Bij een reflex reageer je eerder op een prikkel dan dat je de prikkel waarneemt.
Waar
Niet waar
Het deel van de hersenen waar impulsen afkomstig van de zintuigen worden verwerkt, heet .....
grote hersenen
kleine hersenen
hersenstam
Waar of niet waar?
Alle waarnemingen worden verwerkt in het gevoelscentrum in je grote hersenen.
Waar
Niet waar
Stap2
Kniepeesreflex
Als iemand met een hamertje op je kniepees slaat, gaat je onderbeen vanzelf omhoog.
Dit is bekend als de kniepeesreflex.
In de volgende toepassing ga je uitzoeken hoe de kniepeesreflex werkt.
Werkt de toepassing niet?
Download dan het werkblad
Googledoc - Kniepeesreflex
Bekijk de onderdelen in het rijtje hieronder.
Bovenste dijspier
Gevoelscentrum
Kleine hersenen
Gevoelszenuwcel
Bewegingszenuwcel
Zintuigcellen
Bewegingscentrum
Schakelcel
Een aantal van deze onderdelen is betrokken bij de kniepeesreflex.
Welke onderdelen?
Zet de die onderdelen ook in de juiste volgorde.
Antwoord: ... - ... - ... - ... - ...
Opdracht 29: maak van de methode bvj in SOM paragraaf 6 en 10 thema 6
Extra 1: lvoorl
Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.
Hieronder staan video's die goed passen bij dit thema.
Bekijk de video's. Kun je de video's goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video's met een klasgenoot.
Je reageert op prikkels van buiten en prikkels van binnen.
Prikkels van buiten zijn bijvoorbeeld licht, geluid en temperatuur.
Zenuwcellen zorgen ervoor dat de boodschap aankomt in de hersenen.
De hersenen verwerken de boodschap en zorgen dat er een bijpassende reactie komt.
Hormonen zijn stoffen die inwendige prikkels doorgeven. Op allerlei plaatsen in het lichaam worden hormonen aangemaakt. Het bloed zorgt ervoor dat de hormonen door het lichaam worden vervoerd. Hormonen regelen onder andere je groei, ontwikkeling en stofwisseling.
In deze opdracht leer je over de werking van hormonen.
Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct
Maken van de opdrachten zoals ze staan beschreven in de planning.
Leerdoelen
Leerdoelen:
Je kunt het begrip hormoon beschrijven.
Je kunt het begrip hormoonklier beschrijven.
Je kunt de ligging en functie van enkele hormoonklieren benoemen.
Je kunt uitleggen dat hormonen worden vervoerd door het bloed.
Werkwijze
Groepsgrootte
Je doet deze opdracht helemaal alleen.
Soms mag je wel overleggen met een klasgenoot.
Benodigdheden
Geen bijzonderheden.
Tijd
Voor deze leereenheid heb je twee lesuren nodig.
Stap1
Hormonen
Ga naar de kennisbank en bestudeer het item.
Puberteit
In de puberteit verandert je lichaam. Je begint sneller te groeien, dit noemen we de groeispurt.
Jongens krijgen een zwaardere stem. Meisjes krijgen borsten. Je krijgt schaamhaar en okselhaar.
En ook de voortplantingsorganen beginnen te werken. Hormonen spelen hier een belangrijke rol.
Over de puberteit zijn door het 'Klokhuis' twee afleveringen gemaakt: Puberjongen en Pubermeisje.
Bekijk één van deze afleveringen op www.npo.nl:
Je hebt vast wel eens gehoord van suikerziekte.
Misschien ken je wel iemand met suikerziekte in je omgeving.
Maar wat is suikerziekte nu precies?
Het heeft in ieder geval iets met hormonen te maken.
Bekijk het volgende filmpje:
Welk hormoon speelt een belangrijke rol bij suikerziekte?
Zorg dat je een klasgenoot kunt uitleggen hoe dit hormoon werkt.
Opdracht 31: Maak de methode bvj in SOm paragraaf 8 thema 6
Stap4
Vechten of vluchten?
Een van de hormonen die je lichaam maakt is adrenaline. Opdracht 32: maakde onderstaande tekst over dit hormoon.
Groeihormonen
Om kippen sneller te laten groeien krijgen ze soms extra groeihormonen toegediend. Dat dat niet altijd helemaal ongevaarlijk is, lees in de volgende toepassing.
Opdracht 33: Maak de volgende toepassing: Groeihormonen - Flash
Extra 1: lvoorl
Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.
Hieronder staan video's die goed passen bij dit thema.
Bekijk de video's. Kun je de video's goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video's met een klasgenoot.
Let op:
Als je de video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.
Begrippenlijst
Hormoon
Stof die organen of speciale hormoonklieren afgeven aan het bloed om lichaamspocessen te reguleren.
Hormoonklier
Orgaan dat hormonen aan het bloed afgeeft. Bijvoorbeeld: hypofyse, alvleesklier.
Hormoonstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen en klieren die hormonen maken en afgeven. Hormonen worden vervoerd via het bloed en regelen allerlei lichaamsprocessen, zoals ademhaling, bloeddruk, hartslag, spijsvertering, slapen en voortplanting. Betrokken organen zijn o.a. de hypofyse en schildklier.
Regelkring
Manier waarop organen elkaar via het zenuwstelsel of hormonen elkaar beïnvloeden.
Adrenaline
Hormoon dat wordt aangemaakt in de bijnieren en een rol speelt bij vecht- en vluchtreacties. Glycogeen wordt versneld af gebroken waardoor er een glucose-boost ontstaat.
Bijnieren
Hormoonklier bij de nieren. Maakt o.a. het hormoon adrenaline dat een rol speelt bij vecht- en vluchtreacties.
Insuline
Hormoon dat de eilandjes van Langerhans aanmaken in de alvleesklier en het glucosegehalte in het bloed verlaagt.
Glucagon
Hormoon dat de eilandjes van Langerhans aanmaken in de alvleesklier en het glucosegehalte in het bloed verhoogt (door glycogeen (voorraad) af te breken).
Oestrogeen
Vrouwelijk geslachtshormoon dat wordt aangemaakt in de eierstokken. Het zorgt o.a. voor bredere heupen en borstgroei in de puberteit en speelt een rol bij de menstruatiecyclus. Ook mannen hebben wat oestrogeen.
Progesteron
Hormoon dat wordt aangemaakt in de eierstokken. Onder invloed van progesteron wordt o.a. het baarmoederslijmvlies voorbereid op de innesteling van een bevruchte eicel. Als er geen zwangerschap optreedt, daalt de productie van progesteron en treedt menstruatie op.
Testosteron
Mannelijk geslachtshormoon dat wordt aangemaakt in de teelballen; zorgt voor o.a. mannelijke beharing, ontwikkeling spieren, speelt een rol bij geslachtsdrift (libido). Ook vrouwen hebben testosteron (aangemaakt in de eierstokken en de bijnieren).
Stofwisseling
Een lichamelijk proces bij alle levende organismen, waarbij verschillende processen voedingsstoffen omzetten in energie.
Lever
Orgaan dat o.a. bij de spijsvertering, bloedvorming en uitscheiding is betrokken. De lever maakt gal aan.
De eilandjes van Langerhans
Groepje cellen in de alvleesklier dat de hormonen insuline en glucagon aanmaakt. Deze hormonen houden samen het glucosegehalte in het bloed constant.
Regulerende stoffen
Ook wel regelstoffen; stoffen zoals hormonen, die een regulerende rol spelen bij belangrijke lichaamsprocessen. Bijvoorbeeld: geslachtshormonen bij de voortplanting.
Het arrangement Waarneming en regeling is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Zenuwstelsel
Practicum: Koude- en warmtezintuigen
Reuk
Druk
Geluidssterkte
Goed gehoord
Ogen bekeken
Hormonen
Vechten of vluchten?
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.