Industralisatie, mechanisatie en urbanisatie
In de tweede helft van de 20e eeuw vond in Nederland de industriële revolutie plaats.
Die periode kenmerkt zich door de overgang van ambachtelijk werken naar werken in fabrieken, ook wel industrialisatie genoemd.
Het zwaartepunt van het werk verschoof van het platteland naar de stad. Steeds meer mensen die eerst in de landbouw werkten, werken nu in de fabrieken in de steden.
De trek van het platteland naar de stad wordt aangeduid met de term urbanisatie of verstedelijking.
De urbanisatie was ook een gevolg van de mechanisatie in de landbouw.
Met mechanisatie in de landbouw wordt het proces aangeduid waarbij mensen worden vervangen door machines.
Door de mechanisatie nam de werkgelegenheid in de landbouw af.
Landarbeiders en boerenknechten vertrokken naar de steden om daar werk te zoeken in de fabrieken.
Suburbanisatie
Na de eerste groei van de steden als gevolg van de industrialisatie en de mechanisatie volgde de suburbanisatie (suburb = buitenwijk).
De mensenstroom gaat in de andere richting: mensen willen vertrekken uit de stad om gebrek aan ruimte, lawaai, luchtvervuiling en dergelijke te ontvluchten.
Deze 'vlucht' is ook een onderdeel van de verstedelijking, want deze mensen zijn niet de plattelandsmensen van vroeger. Ze doen niet aan landbouw en zijn nog steeds afhankelijk van de stad voor werk, onderwijs en cultuur. Nederland hield met dit fenomeen rekening door groeikernen aan te wijzen: kleinere gemeenten die de suburbanisatie van een of meerdere nabijgelegen steden moesten opvangen door te groeien en aldus huisvesting te bieden.
Suburbanisatie werd gestimuleerd door de groeiende mobiliteit. Hierdoor konden mensen in de stad werken en buiten de stad wonen.
Het begrip forens is dus sterk gekoppeld aan suburbanisatie. Het resultaat was het ontstaan van slaapsteden: (voor)steden die overdag nagenoeg uitgestorven zijn, omdat iedereen in de nabij gelegen grotere stad werkt.
Agglomeratie en wereldstad
Door de urbanisatie en suburbanisatie zie je nu vaak een centrale stad met eraan vastgegroeide randgemeenten of voorsteden. Dit groot stedelijk gebied wordt ook wel een agglomeratie genoemd.
Ruimtelijk gezien vormt de agglomeratie een geheel en de bewoners van de agglomeratie wonen, werken, winkelen en recreëren in verschillende delen van de agglomeratie en verplaatsen zich regelmatig binnen de agglomeratie.
De vijf grootste agglomeraties in Nederland zijn Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Eindhoven en Utrecht.
Nederland kent geen megasteden. Een megastad is een stad met meer dan 10 miljoen inwoners. Op dit moment zijn er zo'n 26 megasteden in de wereld.
Voorbeelden van megasteden zijn Delhi (India), Mexico City, Tokio (Japan) en Manilla (Filipijnen).
Segregatie
Suburbanisatie (vertrekken uit de stad) in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw was vooral iets voor de beter opgeleide midden- en hogere inkomens.
Een van de gevolgen van de suburbanisatie is segregatie: bevolkingsgroepen met vergelijkbare afkomst, opleiding en inkomen komen bij elkaar te wonen. De rijken bij de rijken, in wijken met dure huizen. De minder rijken in wijken met minder dure huizen. Wie waar komt te wonen is dus afhankelijk van de grondprijs.
De samenstelling van de bevolking in een wijk verandert voortdurend. Maar als de problemen in bepaalde wijken zich opstapelen, dan moet er wat gebeuren. Dan moet de overheid ingrijpen.
Stadsvernieuwing is de term die wordt gebruikt voor het proces van renovatie en/of nieuwbouw van stedelijke gebieden om de leefbaarheid van het gebied te verbeteren.
Re-urbanisatie
De suburbanisatie die vanaf 1960 op grote schaal plaatsvond had behalve segregatie nog een belangrijk ongewenst gevolg: de filedruk nam toe. Forensen die iedere dag vanaf hun woonplaats naar de stad moeten om te werken, zorgen voor kilometerslange files tijdens de spitsuren.
Na 1980 trad er mede daarom re-urbanisatie op. Men zag de voordelen van de stad (opnieuw) in: nauwelijks files naar de stad toe en dicht bij voorzieningen als theater, ziekenhuis en winkelcentra.
Ook de overheid gaf hier de nodige prikkels door de (binnen)steden aantrekkelijker te maken voor midden- en hogere inkomens. Verloederde gebieden werden opgeknapt en er werd in de aantrekkelijkheid van stadswijken geïnvesteerd.
Tevens werd het beleid van het stimuleren van groeikernen losgelaten.
Video: Verstedelijking in Nederland
Meer steden, minder groen