Nederlandse economie
Nederland is een klein, welvarend land.
Nederland heeft een open economie.
Een land met een open economie handelt veel met het buitenland.
Het tegenovergestelde van een open economie is een gesloten economie. Een land met een gesloten economie maakt veel goederen en diensten zelf. Een land met een gesloten economie hoeft weinig producten in te voeren of te importeren.
Dat Nederland een open economie heeft, heeft voor een belangrijk deel te maken met de ligging van Nederland. De ligging maakt het onmogelijk om alle producten zelf te produceren. Nederland moet daarom veel producten importeren.
Nederland transportland
Nederland ligt dicht bij zee. Door Nederland lopen brede, goed bevaarbare rivieren.
En Nederland ligt centraal in Europa.
Door deze ligging is Nederland (samen met Duitsland) het beste transportland van Europa.
Bij een transportland hoort een goede infrastructuur: bijvoorbeeld autowegen, spoorwegen en kanalen.
Met de luchthaven Schiphol en de Rotterdamse haven heeft Nederland twee belangrijke internationale transportknooppunten.
Deze knooppunten worden ook wel mainports genoemd.
Een mainport is een knooppunt in de vervoersstromen van mensen en goederen.
De goederen komen vaak uit het buitenland (import), worden naar het buitenland gestuurd (export) of komen eerst Nederland binnen om dan weer te worden doorgestuurd (transit of doorvoer).
Sectoren
Primaire sector
Tot de primaire sector behoren bedrijven uit de landbouw, tuinbouw, mijnbouw, visserij en veeteelt. Ze leveren grondstoffen en voedsel.
Secundaire sector
De secundaire sector wordt ook de industriële sector genoemd.
Deze bedrijven verwerken de grondstoffen die door de primaire sector worden geleverd tot tussenproducten of eindproducten.
Tertiaire sector
Mensen die in de tertiaire sector werken, werken bij bedrijven die door het leveren van diensten winst proberen te maken. De sector wordt daarom ook wel de commerciële dienstverlening genoemd.
Quartaire sector
De quartaire sector is de niet-commerciële dienstverlening, bijvoorbeeld scholen, gezondheidszorg en maatschappelijk werk.
Landbouw
Je maakt onderscheid tussen intensieve en extensieve landbouw.
De intensieve landbouw kenmerkt zich door inzet van veel kapitaal in de vorm van (landbouw)machines. Het doel is de productie te maximaliseren.
In intensieve landbouw wordt gebruik gemaakt van allerlei technieken en middelen om de grond optimaal geschikt te maken voor de productie van landbouwproducten.
Je moet dan bijvoorbeeld denken aan:
Drainage of ontwatering om het grondwaterpeil te verlagen.
Zonder drainage zouden er geen polders zijn en zou al het land dat onder zeeniveau ligt, vollopen met water.
Irrigatietechnieken om bij een tekort aan regen water toe te kunnen voegen aan de landbouwgewassen.
Kunstmest en bestrijdingsmiddelen om de opbrengst te verhogen.
In tegenstelling tot bij de intensieve landbouw wordt bij de extensieve landbouw slechts in geringe mate ingegrepen in de natuur.
Industrie
In de industriële sector in Nederland vind je 4% van alle Nederlandse bedrijven en 10% van alle banen. De industrie bestaat uit een aantal sterk van elkaar verschillende branches. Je hebt industrie die zich hoofdzakelijk op consumenten richt, zoals de voedingsmiddelen-, de meubel-, textiel- en de kledingindustrie. En je hebt maak- en procesindustrie, zoals de metaalindustrie (o.a. hoogovens) en de chemische industrie (o.a. olieraffinage). Hier worden grondstoffen tot tussenproducten/halffabricaten verwerkt. Vervolgens bewerken andere bedrijven dit tot eindproducten.
De industrie in Nederland is over het algemeen zeer kapitaal-intensief. Dat betekent dat er bij het maken van producten veel machines worden ingezet. Dit in tegenstelling tot vroeger, toen was de industrie voornamelijk arbeidsintensief. Dit houdt in dat er bij het maken van producten veel arbeid ingezet wordt.
Industrie - Vervolg
Door het gebruik van machines is de soort werkgelegenheid in de loop der jaren veranderd: de vraag naar personeel met een goede opleiding is toegenomen. Nederland is een kenniseconomiegeworden. Een sterk opkomende industrietak is de high techindustrie: industrie die gebruik maakt van de nieuwste ontwikkelingen op technisch gebied.
Dienstverlening
De dienstverlening kun je splitsen in de commerciële dienstverlening en de niet-commerciële dienstverlening. Commerciële dienstverleners zijn onder andere winkels, horeca, transportbedrijven, advocaten en ICT-bedrijven. Bij niet-commerciële dienstverlening gaat het om diensten als openbaar bestuur, defensie, onderwijs, zorg, openbare orde en sociale zekerheid.
In de rijkere landen is de dienstverlening vaak verreweg de grootste werkgever al zijn er natuurlijk grote verschillen tussen landen. Zo is in Nederland handel en transport zeer belangrijk, terwijl bijvoorbeeld in een land als Spanje het toerisme veel belangrijker is.
Nationaal product
Het bruto nationaal product (BNP) is de waarde van alle in een land geproduceerde goederen en diensten in één jaar.
In 2011 was het bruto nationaal product van Nederland 550 miljard euro. Hiermee is Nederland de zevende economie van Europa en de grootste van de 'kleine' Europese landen. Alleen Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië, Spanje en Polen hebben een grotere economie.
Als je kijkt naar het nationaal product per hoofd van de bevolking doet Nederland het heel goed. In 2011 had alleen Luxemburg binnen de EU een hoger gemiddeld inkomen.