Klas 2 Voortplanting hoofdstuk 12

Klas 2 Voortplanting hoofdstuk 12

Puberteit

Intro

De jongens van mijn leeftijd zijn 
opeens te schreeuwerig en te klein.

Ik heb altijd met ze gespeeld, 
gevoetbald en het snoep gedeeld,
met ze geklommen over muren 
en aangebeld bij boze buren.
Maar nu ben ik hun vriendschap kwijt, 
want ik zit in de PUBERTEIT.


Mijn moeder zegt: "Wat ben je sip?" 
en ze bekijkt me vol begrip,
net of ze alles van mij weet.
Mijn vingers op het tafelkleed
trekken dan vierkanten en kringen
en ik zeg heel gemene dingen
en ik heb al van tevoren spijt,
zo gaat dat in de PUBERTEIT.

Op avonden met prachtig weer,
wanneer ik dus mijn huiswerk leer,
hoor ik beneden in de straat
de kinderen met hun kinderpraat.
Ik weet hun spelletjes, hun regels,
en al hun tekens op de tegels,
en vraag me af, in eenzaamheid,
hoe lang dat duurt, zo'n PUBERTEIT.

Willem Wilmink

Krijg je kriebels in je buik als je kijkt naar je klasgenoot?
Heb je om alles ruzie met je ouders?
Vind je dat je van alles de schuld krijgt?
Schieten je benen soms zomaar even de lucht in?
Groei je alle kanten uit?
Ben je het ene moment heel erg vrolijk en het andere moment juist heel erg chagrijnig?
Wat is er toch met je aan de hand?

Grote kans dat je dan in de puberteit terecht gekomen bent!
Je lichaam wordt volwassen, dus jij wordt het dat ook! De puberteit is een levensfase.

Bekijk het filmpje:

Stap1

Levenscyclus
Bekijk het filmpje:

Video: Levensfasen
Iedere levensfase heeft bepaalde kenmerken.

Bestudeer uit de kennisbank biologie de eerste en derde pagina van het onderdeel:

KB: Levensfasen

Tijdens je leven maak je een lichamelijke, geestelijke en sociale ontwikkeling door.
De lichamelijke ontwikkeling is de verandering en groei van het lichaam.
Doordat je lichaam verandert kun je in andere levensfasen ook nieuwe dingen leren zoals lopen of fietsen, je wordt beter in sport, kunt nauwkeuriger werken.

Geestelijke ontwikkeling is de groei en verandering in wat je met je verstand kunt en doet, zoals leren praten en lezen, studeren, oordelen en redeneren.

Sociale ontwikkeling is hoe de mens groeit en verandert in zijn benadering en contacten met anderen.

Beantwoord de volgende vragen:

  1. Welke eigenschappen horen bij de levensfase puber en adolescent (12-21 jaar)?
    1. Zelfstandig worden en verantwoordelijkheid hebben in de zorg voor kinderen.
    2. Ongesteld worden of zaadlozingen krijgen en zelfstandig worden.
    3. Volleybal aanleren en ongesteld worden of zaadlozingen krijgen.
  2. Welke eigenschappen horen bij de levensfase peuter (2-4 jaar)?
    1. Leren bouwen en leren praten met zinnen.
    2. Leren lopen en leren fietsen.
    3. Leren praten met zinnen en leren tellen.
  3. Welke eigenschappen horen bij de levensfase schoolkind (6-12 jaar)?
    1. Leren lezen en leren tellen.
    2. Leren lezen en volleybal aanleren.
    3. Volleybal aanleren en leren fietsen.
  4. Welke eigenschappen horen bij de levensfase volwassenen (18-60 jaar)?
    1. Zelfstandig worden en verantwoordelijkheid hebben in de zorg voor kinderen.
    2. Brosse botten krijgen en zwaar werk verrichten.
    3. Zwaar werk verrichten en verantwoordelijkheid hebben in de zorg voor kinderen.
  5. Welke eigenschappen horen bij de levensfase baby (0-2 jaar)?
    1. Leren lopen en leren woordjes zeggen.
    2. Leren woordjes zeggen en leren bouwen met blokken.
    3. Leren lopen en leren bouwen met blokken.
  6. Welke eigenschappen horen bij de levensfase bejaarde (60-... jaar)?
    1. Zwaar werk verrichten en vergeetachtig worden.
    2. Brosse botten krijgen en zwaar werk verrichten.
    3. Brosse botten krijgen en vergeetachtig worden.
  7. Maak de juiste combinatie.
    1 Kleuter a secundaire geslachtskenmerken
    2 Zuigeling b leert veters strikken
    3 Schoolkind     c leert rekenen en taal
    4 Puber d drinkt melk

    1 = .....   2 = .....   3 = .....   en   4 = .....
  8. In sommige levensfasen zijn mensen hulpbehoevend, welke fasen zijn dat?
    Meerdere antwoodren mogelijk.
    1. baby
    2. bejaarde
    3. schoolkind
    4. peuter
    5. puber
    6. adolescent

Stap2

Jongen of meisje?
Al bij de geboorte kun je zien of de baby een jongen of een meisje is.
Bij meisjes zie je de vagina en de schaamlippen. Bij jongens de penis en de balzak. Geslachtskenmerken zijn de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke dieren.
Ofwel alle kenmerken waarin jongens en meisjes verschillen.

We onderscheiden:

  • De primaire geslachtskenmerken zijn de lichamelijke verschillen tussen jongens en meisjes, die vanaf de geboorte zichtbaar zijn.
  • De lichamelijke verschillen tussen jongens en meisjes die tijdens de puberteit ontstaan, heten secundaire geslachtskenmerken.

Bekijk het volgende filmpje:

Video: Jongen of meisje
Bij de geboorte kun je al zien of de baby een jongen of een meisje is.

Bestudeer uit de kennisbank biologie het mannelijk en vrouwelijk voortplantingsstelsel over primaire geslachtskenmerken:

KB: Man en vrouw

Welke van de volgende kenmerken zijn primaire geslachtskenmerken?
Geef van de primaire geslachtskenmerken ook aan of het gaat om vrouwelijke of mannelijke primaire geslachtskenmerken.

  • schaamlippen
  • penis
  • schaamhaar
  • zaadlozing
  • eierstok
  • lagere stem.
  • brede schouders
  • borsthaar
  • balzak

 

Stap3

Wat verandert er bij een meisje in de puberteit?
Bekijk het filmpje:

Video: Pubermeisje
Als een meisje in de puberteit komt, wordt zij een vrouw.
Het lichaam van het meisje verandert aan de buitenkant (borsten, schaamhaar) en aan de binnenkant (menstruatie).


Wat verandert er bij een jongen in de puberteit?
Bekijk het filmpje:

Video: Puberjongen
Als een jongen in de puberteit komt, kun je dat bijvoorbeeld zien aan de haartjes op de bovenlip en de wangen: hij krijgt een snor of baard. Maar er gebeurt nog meer.

Beantwoord de volgende vragen. Er zijn steeds meerdere antwoorden goed.

  1. Welke veranderingen zie je bij jongens in de puberteit?
    1. schaamhaar
    2. meer zweetklieren
    3. sterkere spieren
    4. ongesteld
    5. okselhaar
    6. meer vet onder de huid
    7. lagere stem
  2. Welke veranderingen zie je bij meisjes in de puberteit?
    1. schaamhaar
    2. meer zweetklieren
    3. sterkere spieren
    4. ongesteld
    5. okselhaar
    6. meer vet onder de huid
    7. lagere stem

Stap4

Groeispurt
Een bevruchte eicel weegt 0,1 gram. Bij de geboorte weegt een baby gemiddeld 3 kilogram (3000 gram). Dat is dus 30.000 keer zoveel!
Een baby groeit het eerste jaar het sterkst. Het geboortegewicht verdubbelt binnen 6 maanden.
Na het eerste jaar groeit de mens langzamer. Perioden van snelle groei heten groeispurts.

In de puberteit maakt je lichaam ook een groeispurt. Na de groeispurt beweeg je vaak wat slungelig. Dat komt doordat je spieren later gaan groeien dan je botten.
Direct na de groeispurt zijn je spieren nog niet sterk genoeg voor je langere armen en benen.

Tot aan de puberteit groeien jongens en meisjes even hard.
In de puberteit beginnen meisjes eerder aan hun groeispurt dan jongens.
De groeispurt bij jongens is sterker dan bij meisjes en duurt vaak wat langer.
Jongens worden dan ook gemiddeld langer dan meisjes.

Beantwoord de volgende vragen:

  1. Bekijk de grafiek.
    Drie leerlingen zeggen iets naar aanleiding van de grafiek.
    Wie heeft gelijk?
    1. De groeispurt is bij jongens eerder dan bij meisjes.
    2. De groeispurt is bij jongens later dan bij meisjes.
    3. De groeispurt is bij jongens en meisjes op dezelfde leeftijd.
  2. Is de bewering waar of niet waar.
    Uit de grafiek blijkt dat meisjes met 15 jaar uitgegroeid zijn.
    1. waar
    2. niet waar
  3. Bekijk de grafiek. Is de bewering waar of niet waar.
    Tussen 0-1 jaar is geen groei getekend.
    Als dat wel was gebeurd, was die piek hoger uitgekomen dan die bij de puberteit.
    1. waar
    2. niet waar
  4. Bekijk de grafiek. Is de bewering waar of niet waar.
    Een groeispurt is een periode van snelle groei.
    1. waar
    2. niet waar

Hoelang word jij?
Je kunt jouw toekomstige eindlengte uitrekenen met deze formule.
Je moet daarvoor weten hoe lang je (biologische) ouders zijn.

Neem de formule hiernaast over en bereken je eindlengte.
Beantwoord dan de volgende vragen:

  1. Waarom zul je nooit precies die lengte krijgen?
  2. Welke factoren bepalen de groei allemaal?
  3. Welke voordelen en welke nadelen ondervinden lange mensen?
  4. En welke voor- en nadelen korte mensen?

Maak in tweetallen hiervan een verslag.
Je laat hierin dus twee berekeningen zien!
Laat het verslag beoordelen door je docent.

Stap5

Acné
Bekijk het filmpje:

Video: Acné
In de puberteit kun je last krijgen van puisten.
Soms alleen op je rug, soms in je gezicht.
De een heeft er meer last van dan de ander.
Maar wat is dat nu precies, een puist?


Je mag een puist nooit uitknijpen! Maar wat moet je wel doen?
Bekijk het volgende filmpje:

Beantwoord de volgende vragen:

  1. Puistjes zijn?
    1. besmettelijk
    2. niet besmettelijk
  2. Jeugdpuistjes krijg je vooral door:
    1. Te veel televisie kijken.
    2. Veel chocolade eten.
    3. Erfelijke aanleg en leeftijd.
  3. Wat kun je beter niet doen als je puistjes hebt?
    1. Je huid afdekken met veel make-up.
    2. Je huid goed schoon houden.
    3. Je huid afsluiten met muts of helm.
    4. Je puistjes uitknijpen.
    5. Make-up op waterbasis gebruiken.
  4. Maak de oefening "Acné" hieronder.

Oefening:Acné

Stap6

Man of vrouw
Even duidelijk.
Je weet nu precies welke primaire en secundaire geslachtskenmerken bij jongens en meisjes horen.
Helaas is het niet altijd even duidelijk.

Vrouwen en mannen zien er verschillend uit. Maar er bestaan vrouwen die er uit zien als mannen en omgekeerd. In het filmpje zie je Maya Posch. Ze voelt zich een vrouw, maar is officeel nog een man.
Bekijk de video en geef daarna antwoord op de volgende vraag.


Welke 'kenmerken' heeft maya die mannelijk worden gevonden?
Meerdere antwoorden mogelijk.

  1. geslachtsorganen
  2. lang haar
  3. weinig borsten
  4. zachte trekken
  5. onbehaarde huid

Stap7

Eindtoets
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit dertien vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je kunt van de vragen die je fout had ook het goede antwoord zien.

Klik op de volgende link om te beginnen:

Toets:Puberteit

Begrippenlijst

Puberteit - 1

Levenscyclus
Zaadcel/Eicel - Bevruchting - Embry/Foetus - Jong zelfstandig organismen - Volwassen individu
Levensfasen
Baby - Peuter - Kleuter - Schoolkind - Puber - Adolescent - Volwassene - Bejaarde
Primaire geslachtskenmerken
Kenmerken, die vanaf de geboorte aanwezig zijn en waaraan je het geslacht (jongen of meisje) kunt bepalen. Bijvoorbeeld: penis, prostaat, vagina, baarmoeder.
Mannelijk voortplantingsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij de voortplanting van dieren, mensen en planten.
 
Urineblaas man
Ook wel blaas genoemd; orgaan waarin de urine uit de nieren wordt opgeslagen tot het moment van urineren (plassen).
 
Prostaat
Deel van de mannelijke geslachtsorganen; de twee zaadleiders monden via de prostaat in de urineleider uit. De prostaat voegt vocht met voedingsstoffen toe aan de zaadcellen.
Zaadleider
Afvoergang van zaadcellen van de bijbal richting de prostaat.
 
Teelbal (testes)
Mannelijk geslachtsorgaan waar de aanmaak van zaadcellen plaatsvindt en waar mannelijke hormonen worden aangemaakt.
Balzak (scrotum)
In de balzak liggen de teelballen. Hier worden de zaadcellen aangemaakt.
Voorhuid
Voorste huidplooi op de penis die de eikel bedekt en beschermt.
 
Eikel
Uiteinde van de penis; zeer gevoelig plekje van een man dat bij aanraking zorgt voor seksuele opwinding.
 
Urinebuis man
Afvoergang van de blaas naar de buitenkant van het lichaam, die urine vervoert. Bij de zaadlozing van een man gaat ook het sperma hier doorheen.
Zaadcellen
Voortplantingscel van mannelijk dier of mens. Ook wel spermacel.
 
Bijballen
Deel van de mannelijke geslachtsorganen dat achter de teelbal in de balzak ligt. Hier worden zaadcellen opgeslagen.
Erectie
Als de zwellichamen volgelopen zijn met bloed spreek je van een erectie.
Zwellichamen
Orgaan in de penis dat zich kan vullen met bloed, waardoor de penis stijf wordt.
Sperma
Sperma is de naam voor zaadcellen en zaadvocht samen.
 
Vrouwelijk voortplantingsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij de voortplanting van dieren, mensen en planten.
Baarmoeder
Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; het embryo nestelt zich hierin en ontwikkelt zich tot foetus. De baby of het jong blijft hier tot de geboorte.
Eileider
Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; trechtervormige afvoergang van de eierstok naar de baarmoeder. In de eileider vindt de bevruchting plaats.
Eierstok
Vrouwelijk geslachtsorgaan waarin de ontwikkeling van eicellen plaatsvindt en waar geslachtshormonen worden aangemaakt.
Urineblaas vrouw
Ook wel blaas genoemd; orgaan waarin de urine uit de nieren wordt opgeslagen tot het moment van urineren (plassen).

Puberteit - 2

Liefde is ..

Intro

Van welke muziekstijl je ook houdt; de meeste liedjes gaan over de liefde.
Kies één van deze filmpjes:

   


Ben jij verliefd? Pas verliefd geweest of nog nooit?

Stap1

Verliefdheid
Je bent verliefd als een ander een onweerstaanbare, intense aantrekkingskracht op je heeft. Er is slechts één verlangen: dicht bij die ander te zijn. Je bent volledig van slag. Je kunt je moeilijk concentreren, eet nauwelijks en ligt ’s nachts wakker. Als je de ander ziet, dan voel je het in je lijf: een droge mond, hartkloppingen, vlinders in je buik en knikkende knieën.

Vriendschap
Vriendschap is de relatie of verhouding tussen twee of meer mensen, waarbij het geslacht geen rol speelt. Een vriendschap is dus mogelijk tussen man en vrouw maar ook tussen twee mannen of twee vrouwen.

Houden van
Wat is houden van? Houden van heeft te maken met iemand lief vinden. Je voelt je fijn als je bij die persoon bent. Liefde kun je voelen voor je partner, maar ook voor je ouders, je vrienden of je huisdier. Liefde is niet hetzelfde als verliefdheid. Een liefdesrelatie begint vaak met verliefdheid.

Vriendschap, liefde of houden van
Niet iedereen denkt hetzelfde over verliefd zijn, vriendschap en houden van.
Hieronder zie je een aantal uitspraken.
Welke kloppen volgens jou? En met welke ben je het niet eens?
Vergelijk je keuzes met die van je buurman/buurvrouw.

  1. Verliefd zijn is goede maatjes zijn.
  2. Vriendschap is elkaar aardig vinden.
  3. Verliefd zijn is elkaar te gek vinden.
  4. Verliefd zijn is vlinder in je buik.
  5. Vriendschap is goede maatjes zijn.
  6. Houden van is met elkaar naar bed gaan.
  7. Vriendschap is veel voor elkaar over hebben.
  8. Houden van is elkaar aardig vinden.
  9. Houden van is niet zonder elkaar kunnen.

Stap2

Verliefd
Bestudeer uit de kennisbank biologie pagina 1 en 2 van het onderdeel:

KBSeksualiteit en voortplanting

Zijn de volgende uitspraken waar of niet waar?

  1. Een jongen die verliefd wordt op meisjes is biseksueel.
  2. Een meisje dat verliefd wordt op jongens is heteroseksueel.
  3. Als twee meisjes verliefd op elkaar zijn, zijn ze homoseksueel.
  4. Een meisje dat valt op jongens en meisjes is biseksueel.
  5. Een jongen die valt op jongens en meisjes is heteroseksueel.
  6. Als twee jongens op elkaar vallen zijn ze homoseksueel.

Stap3

Voortplanting en seksualiteit
Bekijk het filmpje:

Video: Bio-bits - Voortplanting

Beantwoord tijdens het kijken van de de film de volgende vragen:

  1. Hoe worden de voortplantingscellen van de man genoemd?
  2. Waaruit bestaat sperma?
  3. Om religieuze of hygiënische redenen kan door een chirurgische ingreep bij de penis de voorhuid weggesneden worden. De eikel komt dan gedeeltelijk of zelfs geheel bloot te liggen.
    Hoe heet deze ingreep?
  4. Kan een jongen klaarkomen en plassen tegelijkertijd?
  5. Is een jongen altijd seksueel opgewonden als hij een erectie krijgt? Leg uit.
  6. Wat is een ander woord voor ovulatie?
  7. Hoe lang duurt een menstruatiecyclus?
  8. In welk orgaan groeit het embryo?
  9. Hoe kunnen meisjes een orgasme krijgen?
  10. Wat is masturberen?

Stap4

Column
Je gaat een column schrijven over wat je bezighoudt in de liefde.
Een column is een kort verhaal waarin de schrijver uitdagend en scherp haar of zijn mening geeft.
Het kan natuurlijk gaan over je eigen ervaringen of wat je van anderen hoort of ziet.
Vind je het niet prettig om hierover te schrijven, maak dan een romantisch verhaal rondom pubers.

Maak eerst een mindmap. Schrijf op een A4 het woord liefde. Noteer dan woorden of kreten eromheen. Tekeningen zeggen vaak ook heel veel of gebruik verschillende kleuren potlood/pen om het voor jezelf duidelijk te maken.

Gebruik je mindmap als inspiratiebron. Schrijf je verhaal in Word en zorg dat het tussen de 300 en 500 woorden bevat. Je kunt het aantal woorden door Word laten tellen!
Kijk maar bij controleren staat ‘woorden tellen’.

De column komt aan het eind van het thema in de speciale uitgave van de schoolkrant.

Begrippenlijst

Liefde is ...

Heteroseksueel
Als je verliefd wordt op iemand van het andere geslacht.
Homoseksueel
Als je verliefd wordt op iemand van hetzelfde geslacht.
Biseksueel
Als je verliefd kan worden op iemand van hetzelfde én andere geslacht.
Voorspel
Het vrijen tot aan de geslachtsgemeenschap.
Geslachtsgemeenschap
Bij geslachtsgemeenschap gaat de penis van de man in de vagina van de vrouw.
Orgasme
Een orgasme hebben betekent dat je klaarkomt. Bij zowel de man als de vrouw komt er dan vocht uit het geslachtsdeel.
Naspel
Naspel is het vrijen na de geslachtsgemeenschap.

 

 

 

 

 

Veilig vrijen

Intro

Voortplanting
Bekijk het volgende filmpje:

Video: Bio-bits Voortplanting
Voortplanting. Tijdens de puberteit verander je op lichamelijk, geestelijk en sociaal vlak.
Deze veranderingen worden veroorzaakt door hormonen. We zien welke invloed geslachtshormonen hebben.
De onderdelen en functies van h
et mannelijk en vrouwelijk geslachtsorgaan komen aan bod en hoe een bevruchting plaatsvindt. Om een zwangerschap te voorkomen kun je voorbehoedsmiddelen gebruiken, zoals het condoom en de pil. Als noodmaatregel zijn er de morning-afterpil, overtijdsbehandeling en abortus. We horen hierover verschillende meningen. We volgen jonge ouders in wording. Waarom hebben ze geen voorbehoedsmiddelen gebruikt?
Hoe zien zij de toekomst van het kind en die van zichzelf.


Hoe zou jij het vinden om dit jaar zwanger te worden of een meisje zwanger te maken?
Hoe kun je een ongewenste zwangerschap voorkomen?
En hoe kun je geslachtsziekten voorkomen?

Over deze zaken gaat deze opdracht.
Succes!

Stap1

Feit of fabel?
Hieronder staan 20 dingen die je weleens hoort over seks.
Maar is het allemaal echt waar?
Zijn het feiten of fabels: verzonnen verhaaltjes?
Jij gaat de fabels van de feiten scheiden.
Noteer of de zin waar of niet waar is.

  1. Van de eerste keer vrijen kun je niet in verwachting raken.
  2. Meisjes kunnen ook in verwachting raken als ze ongesteld zijn.
  3. Een jongen heeft meer behoefte aan seks dan een meisje.
  4. Een jongen krijgt pas een erectie als hij seksueel opgewonden is.
  5. In het voorvocht (vocht wat vrijkomt vlak voordat een jongen klaarkomt) kunnen ook zaadcellen zitten en dat kan er dus voor zorgen dat een meisje zwanger raakt.
  6. Het maagdenvlies sluit de ingang van de vagina af.
  7. Een jongen die een erectie heeft, doet dit bewust.
  8. Als een jongen grote voeten heeft dan heeft hij waarschijnlijk ook een grote penis.
  9. Hoe groter een penis, hoe meer sperma eruit komt.
  10. Een erectie gaat pas over na een zaadlozing.
  11. Een jongen die een natte droom heeft, droomt over mooie vrouwen of seks.
  12. Veilig vrijen is het voorkomen van zwangerschap en het voorkomen van een soa.
  13. Van tongzoenen kun je geen aids krijgen.
  14. Twee condooms over elkaar zijn veiliger dan een enkel condoom.
  15. Jongens hebben aan de onderkant 2 openingen en meisjes hebben er 3.
  16. Seks is alleen maar fijn als je allebei klaarkomt.
  17. Je kunt alleen maar zwanger worden als de penis in de vagina is geweest.
  18. Je kunt ook een tampon gebruiken om niet zwanger te worden.
  19. Homo's hebben meer kans om AIDS te krijgen dan hetero's.
  20. Als je je goed wast na geslachtsgemeenschap heb je minder kans op zwangerschap en loop je minder risico om een soa te krijgen.

Stap2

Zwangerschap en voorbehoedsmiddelen

Bekijk het filmpje:

Video: Zwangerschap voorkomen
In de puberteit worden jongens en meisjes volwassen.
Dit betekent ook dat, als ze onveilig seks hebben, het meisje zwanger kan worden.
Voorbehoedsmiddelen voorkomen een zwangerschap en sommige beschermen ook tegen een soa.


Bestudeer uit de kennisbank biologie:

KB: Voorbehoedsmiddelen

Beantwoord de volgende vragen.

  1. Veilig of niet veilig?
    Is een condoom een veilige methode van anticonceptie?
  2. Veilig of niet veilig?
    Is een periodieke onthouding een veilige methode?
  3. Veilig of niet veilig?
    Is een coïtus interruptus een veilige van anticonceptie?
  4. Veilig of niet veilig?
    Is een spiraaltje een veilige methode van anticonceptie?
  5. Veilig of niet veilig?
    Is een pil een veilige of onveilige methode van anticonceptie?
  6. Welke van de onderstaande voorbehoedsmiddelen werkt met hormonen?
    1. vrouwencondoom
    2. coïtus interruptus
    3. pil
    4. condoom
  7. Welke van de onderstaande voorbehoedsmiddelen werkt doordat het embryo zich niet kan innestelen?
    1. vrouwencondoom
    2. coïtus interruptus
    3. pil
    4. condoom
  8. Welk voorbehoedsmiddelen is hier afgebeeld?
    1. vrouwencondoom
    2. spiraaltje
    3. pil
    4. condoom
  9. Welk voorbehoedsmiddelen is hier afgebeeld?
    1. vrouwencondoom
    2. spiraaltje
    3. pil
    4. condoom
  10. Welk voorbehoedsmiddelen is hier afgebeeld?
    1. vrouwencondoom
    2. spiraaltje
    3. pil
    4. condoom
  11. Welk voorbehoedsmiddelen is hier afgebeeld?
    1. vrouwencondoom
    2. spiraaltje
    3. pil
    4. condoom

Stap3

Voorbehoedsmiddelen
Met het gebruik van voorbehoedsmiddelen kun je dus een zwangerschap voorkomen.
Het condoom is het enige voorbehoedsmiddel dat je ook beschermt tegen een geslachtsziekte.
Bekijk het filmpje:

Video: Het condoom
Om geen soa te krijgen en niet zwanger te worden, moet je tijdens het vrijen een voorbehoedmiddel gebruiken.
Het condoom beschermt tegen allebei.


Bekijk de volgende twee campagne filmpjes:

Geslachtsziekten
Ziekten die overgedragen worden door seksueel contact heten soa ofwel seksueel overdraagbare aandoeningen. Geslachtsziekten worden tot de soa gerekend. Veel geslachtziekten worden overgedragen via slijmvliezen.
Bestudeer uit de kennisbank biologie:

KB: Geslachtsziekten

Beantwoord de volgende vragen.

  1. Waar staat de afkorting SOA voor?
    1. Samen Overwinnen we Alles
    2. Seksziekten door Orale en Anale seks
    3. Seksueel Overdraagbare Aandoening
  2. Waar beschermt een condoom je niet tegen?
    1. SOA
    2. zwangerschap
    3. ongewenste intimiteiten
  3. Als je een condoom omdoet, knijp je het bovenste stukje van het condoom dicht.
    1. waar
    2. niet waar
  4. Als je bent klaargekomen trek je je penis terug uit de vagina zonder het condoom vast te houden.
    1. waar
    2. niet waar
  5. Je gooit een gebruikt condoom altijd in de wc.
    1. waar
    2. niet waar
  6. De pil beschermt je tegen ..
    1. SOA's
    2. zwangerschap
    3. ongewenste intimiteiten

 

Stap4

HIV en Aids
De ziekte Aids wordt veroorzaakt door het HIV-virus. Dit is ook een geslachtsziekte.
Wanneer je het HIV-virus bij je draagt, ben je HIV-positief.
Als je HIV hebt, ben je niet direct ziek. Het HIV-virus breekt het afweersysteem af.
Als je afweersysteem slecht werkt, word je sneller ziek en doe je er langer over om weer beter te worden.
Langzaam wordt het afweersysteem slechter. Wanneer je afweersysteem niet meer werkt, wordt de diagnose aids gesteld. Aids is eigenlijk een soort verzamelnaam voor allerlei ziektes die je krijgt wanneer je afweersysteem niet meer werkt. De gemiddelde tijd tussen besmetting en ‘uitbreken’ van aids is 9 jaar.

In dit filmpje wordt het nog eens kort uitgelegd.
Let op: in de biologie noem je een virus niet ‘een klein beestje’!
Bekijk het filmpje:

Video: Aids
Op de hele wereld hebben 33 miljoen mensen het HIV-virus.
Elke dag komen er 13.000 mensen bij.
Dat betekent dat er elke 12 seconden iemand met het virus besmet raakt.
Aids is een ziekte die niet alleen in andere landen voorkomt. Ook in Nederland hebben mensen Aids.


Als een zwangere vrouw HIV-postief is, krijgt de baby in de buik dit dan ook? Kijk naar het volgende filmpje:

Video: Kinderen met aids
Niet alleen volwassen mensen hebben aids. Ook kinderen kunnen al besmet zijn.
Dat kan gebeuren tijdens de zwangerschap, de bevalling en door borstvoeding.


Er bestaan veel misverstanden over HIV en aids.
Voornamelijk over hoe het virus wordt overgebracht, dus hoe je besmet raakt met HIV/Aids.
Door deze misverstanden zijn er veel vooroordelen over mensen met HIV/Aids.
Een vooroordeel over Aids is bijvoorbeeld ‘iemand met Aids kan makkelijk anderen besmetten, je kan dus maar beter bij hem uit de buurt blijven’. Vooroordelen kunnen heel snel tot discriminatie leiden.

Waarvan kun je NIET besmet raken
Ten onrechte raken veel mensen ongerust als ze met Aids geconfronteerd worden, omdat ze bang zijn een besmetting met HIV op te lopen. Maar in de dagelijkse omgang met HIV-geïnfecteerden kun je niet besmet raken. Je kunt namelijk niet besmet worden door:

  • Huidcontact
  • (Tong)zoenen
  • Toilet en gebruiksvoorwerpen
  • Adem, hoesten, niezen
  • Verlenen van eerste hulp
  • Dieren (zoals insectenbeten)
  • Etenswaren
  • Zwemwater en sauna's

Hoe kan een besmetting met HIV wèl plaatsvinden
Het virus bevindt zich in lichaamsvocht, met name in: bloed, sperma, vaginaal vocht en voorvocht.
HIV kan overgedragen worden door:

  • Seks zonder condoom
  • Lenen van elkaars eerder gebruikte naalden en spuiten bij druggebruikers
  • Overdracht van HIV-geïnfecteerde moeder op haar kind
  • Zwangerschap, de bevalling of via borstvoeding
  • Bloedtransfusie met besmet bloed

 

Stap5

Cyberseks
Natuurlijk niet echt besmettelijk, maar wel gevaarlijk.
Kijk naar het volgende filmpje over cyberseks:

Bron: www.internetsoa.nl

Lisa is stapelverliefd.
“Houd je van me?”
“Ja, ik houd van je. Trek eens wat uit.”
“Ik weet niet of ik dat wel wil. Ik ben er nog niet aan toe. Denk ik.”
“Dus je houdt niet van me?”
“Jawel!”
“Trek je truitje dan eens uit. Voor mij.”
Lisa ontbloot haar bovenlijf.

Beantwoord de volgende vragen en noteer je antwoorden.

  1. Denk je dat jongeren verder gaan dan ze zelf zouden willen als ze verliefd zijn?
    Hoe komt dat? Ken je daar voorbeelden van?
  2. Had Lisa wel of niet haar bovenlijf moeten ontbloten?
    Waarom wel of waarom niet?
  3. Wat is jouw grens op internet? Wanneer zeg jij: “Stop, tot hier en niet verder?”

Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.
Maak samen een strip of collage over cyberseks of juist romantiek op het internet.
Je voegt de strip of collage toe aan de speciale uitgave van de schoolkrant.

Begrippenlijst

Veilig vrijen

Anticonceptie
Ook wel voorbehoedsmiddel genoemd; methode om een zwangerschap en/of een seksueel overdraagbare aandoening (soa) te voorkomen
Voorbehoedsmiddelen
Ook wel anticonceptie genoemd; methode om een zwangerschap en/of een seksueel overdraagbare aandoening (soa) te voorkomen.
 
Periodieke onthouding
Bij periodieke onthouding hebben man en vrouw in de vruchtbare periode van de vrouw geen geslachtsgemeenschap.
Coïtus interruptes
Oftewel; onderbroken geslachtsgemeenschap. De man trekt zijn penis terug uit de vagina net voor de zaadlozing.
Voorvocht
Kleine hoeveelheid vocht die zaadcellen kan bevatten en al voor de zaadlozing de penis verlaat.
Condoom
Anticonceptiemiddel. De condoom vangt de zaadcellen van de man op.
 
Pil
Anticonceptiemiddel. De pil zorgt ervoor dat er geen eicel vrijkomt en moet dagelijks ingenomen worden.
Spiraaltje
Anticonceptiemiddel. Een spiraaltje zorgt ervoor dat een embryo zich niet kan innestelen in de baarmoeder.
Vrouwencondoom
Een vrouwencondoom wordt in de baarmoeder geplaatst en houdt de zaadcellen tegen.
Morning-afterpil
Anticonceptiemiddel. De morning-afterpil is een noodmiddel en wordt alleen gebruikt als een ander anticonceptiemiddle vergeten is of heeft gefaald.
Zwangerschapstest
Met een zwangerschapstest kan het hormoon hGC worden aangetoond.
 
Overtijd behandeling
Behandeling die je ondergaat als het te laat is voor het nemen van de morning-afterpil, waarbij je baarmoederslijmvlies wordt weggezogen bij een ongewenste zwangerschap.
Abortus
Behandeling die je ondergaat als het te laat is voor een overtijdbehandeling en de vrouw nog niet langer dan 13 weken zwanger is. Hierbij wordt de baarmoeder leeggezogen.
Steriliseren
Vrouw: De eileider wordt afgesloten met een ringetje of klemmetje. Man: De zaadleider wordt doorgesneden, ingekort of afgebonden.
 
Soa
Seksueel Overdraagbare Aandoening.
Geslachtsziekte
Seksueel overdraagbare aandoening.
Antibioticum
Medicijn dat stoffen bevat die bacteriën remmen of doden.
Symptomen
Ziekteverschijnselen
Chlamidia
Seksueel overdraagbare aandoening, die wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte kan leiden tot onvruchtbaarheid als het niet optijd wordt bestreden met antibiotica.
Onvruchtbaarheid
Als je onvruchtbaar bent kun je je niet voortplanten door een niet goed werkend voortplantingssysteem.
 
Vaccin
Een verzwakte ziekteverwekker of deel van een ziekteverwekker wordt gebruikt bij inenting (vaccinatie), zodat het lichaam zelf antistoffen kan gaan maken tegen deze ziekte.
Candida
Seksueel overdraagbare aandoening. Het is een schimmelinfectie die tot chronische klachten kan leiden. Veel mensen dragen de schimmel bij zich maar alleen bij ene zwak afweersysteem komt de schimmel tot uiting.
Syfilis
Seksueel overdraagbare aandoening. Syfilis komt nauwelijks nog voor. Symptomen zijn bruine blekken oip het lichaam. De ziekte wordt bestreden met antibioticum.
Gonorroe
Seksueel overdraagbare aandoening. De aandoening wordt veroorzaakt door een bacterie en levert ontstekingsklachten aan het geslachtsdeel op. Met antibiotica wordt de ziekte bestreden.
Koorts
Verhoging van de lichaamstemperatuur die vaak ontstaat door een ontsteking.
Geneesmiddel
Middel dat is bedoeld om je beter te maken, zoals pijnstillers, antibiotica en koortswerende middelen.
Bijwerking
Ongewenste of onbedoelde effecten van geneesmiddelen.
 
Ontsteking
Plaatselijke reactie van het lichaam op een beschadiging, bijvoorbeeld door een ziekteverwekker, een giftige stof of warmte.

Man en vrouw

Intro

Bekijk het filmpje:


Zijn mannen en vrouwen echt zo verschillend?

Stap1

Vrouw
Bekijk het volgende filmpje:

Video: Meisjes in de puberteit
Als een meisje in de puberteit komt, verandert het lichaam.
Niet alleen aan de buitenkant, maar ook aan de binnenkant.
Een belangrijk moment is de menstruatie.


Bestudeer uit de kennisbank biologie vrouwelijk voortplantingsstelsel en geslachtsorgaan van het onderdeel:

KB: Man en vrouw

Ga naar www.bioplek.org en oefen de namen van het vrouwelijk geslachtsorgaan.
Print het invulformulier van Bioplek en vul de juiste namen in.
Geef de alle onderdelen een verschillende kleur.

In de voorgaande animaties kun je ook de functies van de onderdelen van het geslachtsorgaan lezen.

Bepaalde gebeurtenissen vinden plaats in bepaalde organen.
Maak de juiste combinaties.

1 eileider a hier gaat het kind door bij de geboorte
2 eierstok b hier komt de eicel in terecht na de eisprong
3 baarmoeder     c hier rijpen de eicellen
4 vagina d hier groeit het embryo in


1 = .....   2 = .....   3 = .....   en   4 = .....

Stap2

De weg van de eicel
Bij meisjes vanaf ongeveer elf jaar rijpt er in de eierstokken elke maand één eicel. Bij de eisprong ofwel ovulatie komt de eicel in de eitrechter, het begin van de eileiders. Een eventuele bevruchting door een zaadcel vindt plaats in de eileider. De eileider sluit aan op de baarmoeder.
De baarmoederwand bestaat uit spieren plus een slijmlaag. In de baarmoeder kan een bevruchte eicel ofwel zygote uitgroeien tot een baby.

Bekijk wat er gebeurt als er een eicel rijpt in de eierstok.
Bestudeer uit de kennisbank biologie het onderdeel:

KBMan en vrouw

Meestal vindt er na de eisprong geen bevruchting plaats. De eicel valt dan uit elkaar in de eileider. Ongeveer 14 dagen na de eisprong (of ovulatie) verliest de vrouw wat bloed en slijm door de vagina. Dit komt van de dikke baarmoederwand. Dit is immers niet meer nodig want er is geen bevruchte eicel die er zal gaan groeien. Wanneer de vrouw bloed en slijm verliest is ze ongesteld. Je kunt ook zeggen ze menstrueert. De menstruatie vindt één keer in de maand plaats.

Na nog eens 14 dagen volgt er weer een eisprong. Deze cyclus van ongeveer 28 dagen heet de menstruatiecyclus. Een meisje wordt in de puberteit voor het eerst ongesteld. Vanaf ongeveer vijftigjarige leeftijd is een vrouw niet meer vruchtbaar. Ze heeft geen eisprong meer en de menstruatie stopt.

Rond de eisprong is de vrouw vruchtbaar.
Er is dan een levende rijpe eicel aanwezig.

Beantwoord de volgende vragen.

  1. Wat gebeurt er bij de menstruatie?
    1. Er komt een eicel vrij.
    2. Het baarmoederslijmvlies wordt afgestoten.
  2. Geef bij de bewering aan of deze waar of niet waar is.
    Een vrouw van zestig is onvruchtbaar.
    1. waar
    2. niet waar
  3. Geef bij de bewering aan of deze waar of niet waar is.
    Bij de menstruatie wordt de eicel afgestoten.
    1. waar
    2. niet waar

De dag waarop een menstruatie begint noemen we de eerste dag van een menstruatiecyclus. Bij een meisje dat precies om de 28 dagen ongesteld is, gebeurt de eisprong op de 14e dag. Maar de meeste meiden zijn niet zo regelmatig ongesteld: De cyclus varieert van 26-31 dagen en soms nóg korter of langer.
Heb je een korte cyclus dan vindt de eisprong eerder plaats, bijvoorbeeld op de twaalfde dag Bij een langere cyclus vindt de eisprong later plaats, bijvoorbeeld op de zeventiende dag. De periode tussen de eisprong en de volgende menstruatie schommelt wat minder.
Deze periode duurt gewoonlijk zo'n 14 dagen.

  1. De menstruatiecyclus duurt ongeveer ...
    1. 14 dagen.
    2. 28 dagen.
    3. 40 dagen.
  2. Je ziet een tijdsbalk van de menstruatiecyclus.
    Met welke kleur wordt de menstruatie in de cyclus aangegeven?
    1. oranje
    2. rood
    3. blauw
  3. Je ziet een tijdsbalk van de menstruatiecyclus.
    Met welke kleur wordt de vruchtbare periode in de cyclus aangegeven?
    1. oranje
    2. rood
    3. blauw
  4. Op welke dag is de vermoedelijke eisprong in de menstruatiecyclus?
    1. 4
    2. 7
    3. 14
    4. 17
  5. Hoe noem je de eisprong ook wel?
    1. menstruatie
    2. ovulatie

Stap3

De man
Bekijk het volgende filmpje:

Video: Het geslachtsorgaan van jongens
Mannen kunnen zaadlozingen krijgen.
Er komt dan sperma uit hun stijve piemel.
De eerste keer gebeurt dat tijdens de puberteit.


Bestudeer uit de kennisbank biologie het onderdeel:

KB: Man en vrouw

Ga naar www.bioplek.org en oefen de namen van het mannelijk geslachtsorgaan.
Print het invulformulier van Bioplek en vul de juiste namen in.
Geef alle onderdelen een verschillende kleur.

Bepaalde gebeurtenissen vinden plaats in bepaalde organen.

  1. Maak de juiste combinaties.
    1 eikel a scheidt vocht af
    2 teelbal b hierin liggen de teelballen
    3 zaadblaasje     c hier worden zaadcellen aangemaakt
    4 prostaat d scheidt zaadvocht af
    5 balzak e huidplooi die de penis beschermt
    6 voorhuid f punt van penis, gevoelig bij aanraking

    1 = .....   2 = .....   3 = .....   4 = .....   5 = .....   en   6 = .....
  2. Sperma bestaat uitsluitend uit zaadcellen.
    1. waar
    2. niet waar

Bestudeer uit de kennisbank biologie het onderdeel:

KB: Man en vrouw

Beantwoord de volgende vraag.

Welke weg volgen de zaadcellen tot aan de zaadlozing?
Zet de stappen in de juiste volgorde.

  1. Zaadcellen worden gemaakt in de teelballen.
  2. Zaadcellen verlaten het lichaam via de urinebuis.
  3. Zaadcellen worden opgeslagen in de bijbal.
  4. Zaadcellen worden vermengd met vocht uit de zaadblaasjes en de prostaat.
  5. Zaadcellen worden in de zaadleider gespoten.

De goede volgorde is: 1 - ... - ... - ... - ...

Stap4

Geslachtsgemeenschap
Mensen die van elkaar houden, kunnen besluiten met elkaar naar bed te gaan, te vrijen.
Als je met elkaar naar bed gaat, kun je geslachtsgemeenschap hebben maar dat hoeft niet.
Je kunt het ook fijn hebben als je elkaar streelt, aanraakt op gevoelige plekken en elkaar zoent.

Bij geslachtsgemeenschap schuift de man zijn stijve penis in de vagina van de vrouw.
De penis wordt in de vagina op en neer bewogen. Hierdoor wordt de eikel geprikkeld.
Na een poosje krijgt de man een zaadlozing, hij komt klaar.
Hij heeft dan een orgasme.

De vrouw komt klaar door prikkeling van de clitoris. Klaarkomen is een lekker gevoel.
Je kunt ook klaarkomen door het aanraken van elkaars geslachtsdelen met je handen of mond of door jezelf te strelen. Als je zelf ervoor zorgt dat je klaarkomt heet het zelfbevrediging of masturberen.

Je vindt elkaar (erg) leuk, je wordt verliefd, jullie gaan zoenen, strelen en wat je maar fijn vindt. Denk wel hieraan:

  • Vrij alleen als je het echt wilt.
  • Doe alleen dingen die jullie allebei graag willen.
  • Laat je niet overhalen om iets te doen wat je niet wilt of waar je over twijfelt.

Maak de volgende oefening:

Oefening:Geslachtsgemeenschap

Stap5

Eindtoets
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit twaalf vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je kunt van de vragen die je fout had ook het goede antwoord zien.

Klik op de volgende link om te beginnen:

Toets:Man en vrouw

Extra: lvoorl

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot.

VideoMenstruatiecyclus

Let op:
Als je de video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.

Begrippenlijst

Man en vrouw - 1

Primaire geslachtskenmerken
Kenmerken, die vanaf de geboorte aanwezig zijn en waaraan je het geslacht (jongen of meisje) kunt bepalen. Bijvoorbeeld: penis, prostaat, vagina, baarmoeder.
Mannelijk voortplantingsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij de voortplanting van dieren, mensen en planten.
 
Urineblaas man
Ook wel blaas genoemd; orgaan waarin de urine uit de nieren wordt opgeslagen tot het moment van urineren (plassen).
 
Prostaat
Deel van de mannelijke geslachtsorganen; de twee zaadleiders monden via de prostaat in de urineleider uit. De prostaat voegt vocht met voedingsstoffen toe aan de zaadcellen.
Zaadleider
Afvoergang van zaadcellen van de bijbal richting de prostaat.
 
Teelbal (testes)
Mannelijk geslachtsorgaan waar de aanmaak van zaadcellen plaatsvindt en waar mannelijke hormonen worden aangemaakt.
Penis
Mannelijk geslachtsorgaan, ook wel lid genoemd, dat wordt gebruikt om urine te lozen, voor seksualiteit en geslachtsgemeenschap.
Vrouw
Vrouwelijk organisme, met alleen vrouwelijke geslachtskenmerken.
 
Balzak (scrotum)
In de balzak liggen de teelballen. Hier worden de zaadcellen aangemaakt.
Voorhuid
Voorste huidplooi op de penis die de eikel bedekt en beschermt.
 
Eikel
Uiteinde van de penis; zeer gevoelig plekje van een man dat bij aanraking zorgt voor seksuele opwinding.
 
Urinebuis man
Afvoergang van de blaas naar de buitenkant van het lichaam, die urine vervoert. Bij de zaadlozing van een man gaat ook het sperma hier doorheen.
Zaadcellen
Voortplantingscel van mannelijk dier of mens. Ook wel spermacel.
 
Bijballen
Deel van de mannelijke geslachtsorganen dat achter de teelbal in de balzak ligt. Hier worden zaadcellen opgeslagen.
Erectie
Als de zwellichamen volgelopen zijn met bloed spreek je van een erectie.
Zwellichamen
Orgaan in de penis dat zich kan vullen met bloed, waardoor de penis stijf wordt.
Sperma
Sperma is de naam voor zaadcellen en zaadvocht samen.
 
Vrouwelijk voortplantingsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij de voortplanting van dieren, mensen en planten.
Baarmoeder
Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; het embryo nestelt zich hierin en ontwikkelt zich tot foetus. De baby of het jong blijft hier tot de geboorte.
Eileider
Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; trechtervormige afvoergang van de eierstok naar de baarmoeder. In de eileider vindt de bevruchting plaats.

Man en vrouw - 2

Eierstok
Vrouwelijk geslachtsorgaan waarin de ontwikkeling van eicellen plaatsvindt en waar geslachtshormonen worden aangemaakt.
Urineblaas vrouw
Ook wel blaas genoemd; orgaan waarin de urine uit de nieren wordt opgeslagen tot het moment van urineren (plassen).
Urinebuis vrouw
Afvoergang van de blaas naar de buitenkant van het lichaam, die urine vervoert.
Vagina
Deel van vrouwelijke geslachtsorganen; verbindt de baarmoeder met de buitenkant van het lichaam.
Man
Mannelijk organisme, met alleen mannelijke geslachtskenmerken.

 
Baarmoederslijmvlies
Laag slijmvlies aan de binnenkant van baarmoeder dat in de loop van de menstruatiecyclus dikker wordt en tijdens de menstruatie wordt afgestoten.
Clitoris
Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; zeer gevoelig plekje van een vrouw, dat bij aanraking voor seksuele opwinding zorgt.
Buitenste schaamlippen
Grootste schaamlippen, die zorgen voor bescherming van de vagina.
 
Binnenste schaamlippen
Kleinste schaamlippen, die zorgen voor bescherming van de vagina.
Anus vrouw
Uitmonding van de endeldarm waardoor ontlasting het lichaam verlaat.
Ovulatie
Eisprong: een eicel barst uit een rijpe follikel (blaasje met vocht in de eierstok) en komt vanuit de eierstok in de eileider terecht.
 
Baarmoeder
Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; het embryo nestelt zich hierin en ontwikkelt zich tot foetus. De baby of het jong blijft hier tot de geboorte.
Hypofyse
Hormoonklier onder aan de hersenen, die verschillende hormonen aanmaakt en daarmee een groot aantal processen in het lichaam regelt.
Geslachtshormonen
Hormonen die worden aangemaakt in de geslachtsorganen (teelballen en eierstokken). Bijvoorbeeld: testosteron, oestrogeen en progesteron.
 
Oestrogeen
Vrouwelijk geslachtshormoon dat wordt aangemaakt in de eierstokken. Het zorgt o.a. voor bredere heupen en borstgroei in de puberteit en speelt een rol bij de menstruatiecyclus. Ook mannen hebben wat oestrogeen.
Progesteron
Hormoon dat wordt aangemaakt in de eierstokken. Onder invloed van progesteron wordt o.a. het baarmoederslijmvlies voorbereid op de innesteling van een bevruchte eicel. Als er geen zwangerschap optreedt, daalt de productie van progesteron en treedt menstruatie op.
Secundaire geslachtskenmerken vrouw
Geslachtskenmerken van meisjes die zich in de puberteit ontwikkelen, onder invloed van geslachtshormonen. Bijvoorbeeld: borsten en bredere heupen.
 
Testosteron
Mannelijk geslachtshormoon dat wordt aangemaakt in de teelballen; zorgt voor o.a. mannelijke beharing, ontwikkeling spieren, speelt een rol bij geslachtsdrift (libido). Ook vrouwen hebben testosteron (aangemaakt in de eierstokken en de bijnieren).
Secundaire geslachtskenmerken man
Geslachtskenmerken van jongens die zich in de puberteit ontwikkelen, onder invloed van geslachtshormonen. Bijvoorbeeld: extra spieren en baardgroei.

Bevruchting

Intro

Een kindje is prachtig, dat vinden deze nieuwe papa’s ook!
Bekijk het volgende filmpje:

Stap1

Bevruchting
Bekijk het filmpje:

Video: Bevruchting
Een eicel wordt door de sterkste en snelste zaadcel bevrucht.

Bestudeer uit de kennisbank biologie t/m innesteling van het onderdeel:

KB: Bevruchting bij mensen

Wat gebeurt er tijdens het begin van de zwangerschap in de eierstok, eileider en baarmoeder?
Maak de oefening "Bevruchting" onderaan deze pagina.

Beantwoord de volgende vragen.

  1. Door welke drie organen van een vrouw zwemmen zaadcellen tot ze bij een eicel komen?
    Zet de organen ook in de juiste volgorde.
    1. baarmoeder
    2. eileider
    3. eierstok
    4. vagina
  2. De volgende beweringen worden gedaan over bevruchting.
    Welke zijn waar?
    1. Bij de innesteling gaat het klompje cellen in de wand van de eileider zitten.
    2. De eicel wordt bevrucht in de eileider.
    3. Er kan maar één zaadcel met een eicel versmelten.
    4. Na de bevruchting spreek je over een zygote.

Oefening:Bevruchting

Stap2

Zwanger en dan?
Bestudeer uit de kennisbank biologie pagina 1 van het onderdeel:

KB: Zwangerschap

Bekijk het filmpje:

Video: Ontwikkeling ongeboren baby
In het begin van de zwangerschap lijkt het embryo helemaal nog niet op een baby.

Beantwoord tijdens of direct na de film de volgende vragen:
Worddoc - Vragenblad - Ontwikkeling van een ongeboren baby
Googledoc - Vragenblad - Ontwikkeling van een ongeboren baby

Placenta en navelstreng
De foetus heeft een navelstreng aan zijn buik.
De navelstreng zit aan de placenta ofwel moederkoek.
De navelstreng is de verbinding tussen de placenta en de foetus.
Door de navelstreng lopen bloedvaten die bloed van de foetus naar de placenta voeren.
In de placenta stroomt het bloed, dat van de foetus afkomstig is, langs het bloed van de moeder.
De afvalstoffen van de foetus worden in de placenta afgegeven aan het bloed van de moeder.

In het bloed van de moeder bevinden zich voedingsstoffen en zuurstof.
In de placenta worden voedingsstoffen en zuurstof uit het bloed van de moeder afgegeven aan de bloedvaten van het embryo. Het bloed van de moeder en de foetus blijft dus gescheiden!

Ook ongewenste stoffen zoals alcohol, nicotine, medicijnen of drugs kunnen via de placenta van het bloed van de moeder in het bloed van de foetus terecht komen. Deze stoffen kunnen de foetus beschadigen.

Vruchtwater
De foetus drijft in vruchtwater. Vruchtwater beschermt de foetus tegen stoten, uitdroging en wisselende temperatuur. In het vruchtwater kan de foetus zich bewegen.
Je ziet drie beweringen over de placenta en de navelstreng.
Zijn de beweringen waar of niet waar?

  1. Bloedvaten in de navelstreng voeren voedingsstoffen aan naar het kind.
  2. De placenta is een lichaamsdeel van de moeder.
  3. Bloedvaten in de placenta nemen afvalstoffen van de moeder op.

Geboorte
Bestudeer uit de kennisbank biologie pagina 3 van het onderdeel:

KB: Zwanger

Bekijk het filmpje:

Video: De bevalling
Na ongeveer negen maanden zwangerschap krijgt een vrouw weeën.
Die geven aan dat de geboorte begint.

Stap3

Tweelingen
Bestudeer uit de kennisbank biologie tweelingen van het onderdeel:

KB: Bevruchting bij mensen

Bekijk het filmpje:

Video: Tweelingen
Eeneiige tweelingen zijn ontstaan uit één bevruchte eicel, bij twee-eiige tweelingen zijn er twee eicellen bevrucht door twee verschillende zaadcellen.

Maak de oefening "Tweelingen" onderaan deze pagina.

Oefening:Tweelingen

Stap4

Eindtoets
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit vijftien vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je kunt van de vragen die je fout had ook het goede antwoord zien.

Klik op de volgende link om te beginnen:

Toets:Bevruchting

Begrippenlijst

Bevruchting

Menopauze
Zodra de eicellen van een vrouw op zijn verkeert zij zich in de menopauze.
 
Bevruchting
Versmelten van mannelijke en vrouwelijke geslachtscellen. Bij plant: stuifmeelkorrel met eicel. Bij mens (en dier): zaadcel/spermacel met eicel.
Zygote
Een zygote is wat ontstaat als een zaad- en eicel versmelten.
 
Innesteling
Vasthechten van een jong embryo in het verdikte baarmoederslijmvlies, aan het begin van een zwangerschap.
hGC
Dit is het hormoon dat wordt afgegeven door de cellen die voortkomen uit de zygote.
Zwangerschapstest
Met een zwangerschapstest kan het hormoon hGC worden aangetoond.
Eeneiige tweeling
Uit één bevruchte eicel ontstaan twee losse groepjes cellen, die uitgroeien tot aparte embryo's. Eeneiige tweelingen hebben hetzelfde genotype (= DNA).

 
Tweeeiige tweeling
Voor het moment van bevruchting zijn twee eicellen tot rijping gekomen en beide zijn bevrucht, door twee verschillende zaadcellen. Uit deze twee bevruchte eicellen ontstaan twee embryo's. Twee-eiige tweelingen hebben een verschillend genotype (= DNA).
Onvruchtbaar
Als je onvruchtbaar bent kun je je niet voortplanten door een niet goed werkend voortplantingssysteem.
 
Embryo
Vroegste levensfase in de ontwikkeling van een plant of dier; na bevruchting van een eicel deelt de cel zich meerdere keren en gaan cellen zich specialiseren (= differentiatie).
Foetus
Ongeboren individu na de embryonale fase; het embryo is verder gegroeid en alle organen zijn ontwikkeld.
Navelstreng
Verbinding tussen het embryo of de foetus en de placenta; bevat twee slagaders en een ader.
Placenta
Ook wel moederkoek genoemd; orgaan dat ontstaat in de baarmoeder, waarin de uitwisseling van stoffen tussen het bloed van de moeder en dat van het embryo of de foetus plaatsvindt. Voedingsstoffen en zuurstof gaan naar de foetus toe, die afvalstoffen en koolstofdioxide afgeeft aan het bloed van de moeder.
Weeën
Krachtige samentrekkingen van de baarmoederspieren die de bevalling aankondigen.


 
Nageboorte
Vruchtvliezen, placenta en een deel van de navelstreng komen, kort na de geboorte van de foetus, naar buiten.
Echoscopie
Met behulp van geluidsgolven onderzoek je enkele uiterlijke kenmerken en de basale werking van organen.
Vlokkentest
Vorm van prenataal onderzoek, waarbij cellen worden gehaald uit de groeiende placenta.
Vruchtwateronderzoek
Vorm van prenataal onderzoek, waarbij cellen uit opgezogen vruchtwater worden onderzocht.
Versmelting
Samensmelten van twee celkernen bij bevruchting.

 
Menstruatie
Maandelijkse bloeding waarbij het verdikte baarmoederslijmvlies wordt afgestoten (wanneer een vruchtbare vrouw niet zwanger is).
Vruchtvliezen
Vliezen om een embryo of foetus in de baarmoeder, die het vruchtwater vasthouden en op deze manier de foetus beschermen.
 
Draagtijd
Ook wel dracht genoemd; periode die een embryo of foetus in de baarmoeder doorbrengt, vanaf de bevruchting tot aan de bevalling/geboorte.
  • Het arrangement Klas 2 Voortplanting hoofdstuk 12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2018-03-19 13:23:32
    Licentie
    CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Interactie; Groei en ontwikkeling; Biologie; Instandhouding en ontwikkeling; Opbouw van leven;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Borgman, Hanneke . (z.d.).

    Bevruchting hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/101452/Bevruchting__hv12

    Borgman, Hanneke . (z.d.).

    Liefde is hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/101451/Liefde_is_hv12

    Borgman, Hanneke . (z.d.).

    Man en vrouw hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/101449/Man_en_vrouw_hv12

    Borgman, Hanneke . (z.d.).

    Puberteit hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/101450/Puberteit_hv12

    Borgman, Hanneke . (z.d.).

    Veilig vrijen hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/101453/Veilig_vrijen__hv12