- Herhaling: een woord of zinsdeel wordt meerder keren herhaald.
- Opsomming: bij een begrip worden meerdere voorbeelden gegeven, bijvoorbeeld 'ik hou van sporten, zoals tennis, voetbal en rugby.
- Tegenstelling: twee begrippen worden tegenover elkaar gezet, zoals licht-donker, warm-koud, liefde-haat.
- Hyperbool: een overdrijving, zoals 'ik heb eeuwen op je staan wachten'.
- Understatement: iets zwakker uitdrukken dan het eigenlijk is met de bedoeling extra aandacht te vragen voor de boodschap. Bijvoorbeeld: het waait een beetje (bij windkracht 10).
- Eufemisme: iets zwakker uitdrukken dan het eigenlijk is om de boodschap te verzachten. Bijvoorbeeld: mijn buurman heeft gisteren het tijdelijke met het eeuwige verwisseld (hij is dood).
- Litotes: een begrip omschrijven door de ontkenning van het tegengestelde, met het doel juist een sterke bevestiging uit te drukken. Bijvoorbeeld: ze konden er niet om lachen (ze vonden het heel vervelend).