Inleidende informatie

Lesopbouw

Gezamenlijk én persoonlijk
 
Leren denken en argumenteren gaat het best in samenwerking met elkaar. Vandaar dat een aantal opdrachten in groepjes worden uitgevoerd. Voor het lezen geldt dat leerlingen individuele keuzes kunnen maken, zodat leerlingen een tekst kunnen kiezen die aansluit op hun interesse en niveau.
Differentiatie is een belangrijk aspect van het aanbod. De docent moet goed weten op welk niveau (van lezen voor de lijst) de leerling is en wat het doel is. Leerlingen die lezen op niveau 1 hebben vooral succeservaringen nodig om plezier in lezen te stimuleren. Op niveau 2 is het van belang om de persoonlijke betrokkenheid van de leerling bij de boeken en opdrachten te vergroten. Op niveau 3 gaat het erom dat de leerling een dialoog voert met de tekst en aan het denken wordt gezet over de kwesties die erin worden aangesneden. Hier is het ook van belang dat de leerling oog krijgt voor de verteltechniek (‘trucs’). Op niveau 4 verschuift de aandacht naar de betekenis van de tekst en de verhaalstructuur. Het doel is het leggen van verbanden binnen de tekst, betekenis kunnen geven aan bepaalde structuurelementen en reflecteren over de ‘boodschap’ van de tekst.
De tekstgerichte en lezersgerichte aanpak zijn gekozen bij het ontwerp van deze lessenserie. De lezersgerichte aanpak leidt tot het meeste effect op het gebied van empathie, leren over jezelf en over anderen. De tekstgerichte aanpak sluit aan bij analytische vaardigheden (Schrijvers, Jansen & Rijlaarsdam, 2016).
Er is een verband tussen creatief schrijven en lezen. Leerlingen die veel lezen, schrijven ook beter. Daarnaast begrijpen ze ook de technische elementen van de literatuur beter. Het mes snijdt dus aan twee kanten (Janssen, Broekkamp & Smallegange, 2006). Om die reden is ook een schrijfopdracht opgenomen in deze lessenserie.
De rol van de docent is een coachende. De docent vertelt wat het doel van de lessenserie is, hoe deze bereikt gaat worden, motiveert, doet voor en geeft tussentijdse feedback. Als de klas zelfstandig aan het werk is, is er ruimte voor extra begeleiding aan groepjes die dat nodig hebben.
Doordat lezen bijdraagt aan de woordenschat, het technisch leesniveau en het herkennen van patronen in een tekst, zal het ook leiden tot een beter begrip van teksten uit boeken van andere vakken (Bielema & Hafkenscheid, 1997). Uit onderzoek blijkt  dat leerlingen die veel lezen beter kunnen spellen en beter technisch en begrijpend kunnen lezen. Ze kunnen zich ook beter verplaatsen in andere mensen en hebben meer kennis over de wereld. Transfer komt tot stand als leerlingen zich verantwoordelijk voelen voor hun leerproces (Hattie, 2014). Als leerlingen zich betrokken voelen bij het geleerde en er wordt hen expliciet gevraagd hoe ze die kennis in andere situaties kunnen gebruiken, zullen ze zelf gaan bedenken hoe ze dat gaan doen. De kans dat ze het ook daadwerkelijk gaan doen, neemt vervolgens toe. Vandaar dat leerlingen gevraagd wordt na te denken over het nut van de literatuurlessen bij andere vakken.