De celkern bevat de chromosomen.
Chromosomen worden steeds gekopieerd en aan de dochtercellen doorgegeven. Zo zijn ze verantwoordelijk voor de erfelijke eigenschappen van het organisme.
Elk chromosoom bestaat uit een complex van DNA en eiwitten. Als de cel niet deelt, zijn het lange dunnen draden, die met een microscoop alleen met speciale technieken zichtbaar zijn. Bij de celdeling rollen de draden zich op tot staafjes.
Binnen de kern is nog een structuur zichtbaar, de nucleolus. Deze speelt een rol bij de aanmaak van de ribosomen. ("Ribosomen en ER" .)
Rond het kernplasma zit een kernmembraan (dubbelmembraan). In de kernmembraan bevinden zich gaatjes, de kernporiƫn. Via de kernporiƫn kunnen grote moleculen de celkern in en uit.