Past simple - 1

Bij regelmatige werkwoorden maak je de past simple door '-ed' achter het hele werkwoord te zetten.
Er zijn ook werkwoorden die in de past simple een eigen vorm hebben: onregelmatige werkwoorden. 
Jammer genoeg zijn er geen regels voor. Je moet ze dus uit je hoofd leren. Op internet kun je verschillende lijsten vinden met onregelmatige werkwoorden. 

hele werkwoord past simple Nederlands
to be was/were zijn
to buy bought kopen
to come came komen
to do did doen
to drink drank drinken
to eat ate eten
to feel felt voelen
to find found vinden
to get got krijgen
to give gave geven
to go went gaan
to know knew weten
to leave left verlaten
to make made maken
to meet met ontmoeten
to read read lezen
to say said zeggen
to see saw zien
to sit sat zitten
to sleep slept slapen
to take took nemen
to teach taught leren, onderwijzen
to tell told vertellen
to think thought denken
to understand understood begrijpen
to wear wore dragen
to write wrote schrijven


To be heeft twee vormen voor de past simple: was en were.

was 
You were
He / She / It was
We were
They were