Past simple - regelmatige werkwoorden

Je gebruikt de past simple voor iets wat in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen. Vaak staat er een woordje in de zin dat aangeeft dat het is afgelopen: een tijdsbepaling. Voorbeelden: yesterday, last week, two months ago, when I was little, in 2015.  

Meestal maak je de past simple door ‘-ed’ achter het werkwoord te zetten. Zo doe je dat bij regelmatige werkwoorden.


Voorbeelden:

 

Spellingsveranderingen

1. Als een werkwoord eindigt op een medeklinker + -y, dan verandert de -y in de past simple in -ie:

Let op, er verandert niets als het werkwoord eindigt op klinker + -y:

2. Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:

3. In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat: