Lees onderstaande tekst en teken dan het argumentatieschema. Zet bovenin de stelling en eronder de nevenschikkende en/of onderschikkende argumenten.
Om water te besparen kunnen we beter anders eten dan korter douchen. Eten en drinken moeten we, maar het maakt veel uit wát we drinken en eten. Voor het maken van een liter frisdrank is rond honderd liter water nodig. Dat komt doordat de productie van suiker heel veel water vergt. Van ons eten zijn vooral dierlijke producten de boosdoener: die zijn verantwoordelijk voor maar liefst 43 procent van onze watervoetafdruk. De productie van veevoer vergt heel veel water, en daardoor is het waterverbruik voor een enkele biefstuk 3.000 liter, en vergt onze dagelijkse vleesconsumptie gemiddeld duizend liter water per persoon. Plantaardig eten met dezelfde voedingswaarde kost 200 liter water, en wie een dag geen vlees eet, en een glas frisdrank vervangt door water, bespaart dus 800 liter water op eten en 25 liter op drinken – dat is evenveel als 40 keer korter douchen. Ons watergebruik voor schoonmaken en douchen is maar 1 procent van de totale hoeveelheid gebruikt water.