Opgaven

1H04.H Opgaven ..................................................................................................................

  Verhouding 1

 

Bij een verhoudingstabel is er altijd dezelfde verhouding tussen de getallen in de eerste rij en die in de tweede rij.

In de tabel hiernaast is die verhouding 1 : 6,

1 3 5
6 18 30

want:  1 : 6 = 3 : 18 = 5 : 30

( Of: )

Het onderste getal is bij deze tabel dus altijd 6 keer zo groot als het onderste getal.

 

1 2     7
3   12    

Neem de tabel hiernaast over en bepaal welke verhouding er bij hoort.
Vul daarna de rest van de tabel in EN geef met boogjes aan welke deling of vermenigvuldiging je uitvoert.

 

  Verhouding 2

 

Je kunt niet bij elke tabel een verhouding opgeven in de vorm 1 : ....
EN alleen hele getallen gebruiken; dat zie je bij de tabel hieronder:

    

Als je op de eerste regel terugrekent naar 1, dan krijg je op de tweede regel geen geheel getal. In dat geval zoek je twee zo klein mogelijke, gehele getallen om de verhouding mee aan te geven:

Om nu bij deze tabel de juiste verhouding te bepalen probeer je natuurlijk eerst naar 1 terug te rekenen. Dat lukt prima op de bovenste regel, maar voor de onderste rij levert dat geen heel getal op:
het wordt dan of een breuk ( ) of een decimaal getal ( 1,666....  NIET AFRONDEN!).
Het lukt wel om boven en onder gehele getallen te krijgen als we de eerste kolom delen door 5 (of de tweede kolom door 10).

De verhouding voor deze tabel is dan dus 3 : 5; kleinere hele getallen lukt niet.

Bepaal nu zelf bij onderstaande tabel de verhouding die er bij hoort:

 

 

  Verhoudingstabel

 

Bij verhoudingstabellen maak je heel vak gebruik van een tussenstap via 1.

Je wilt bijvoorbeeld van een artikel weten wat de prijs per kilogram is.

In de tabel hieronder zie je daarvan een voorbeeld:

   3  

Omdat je op de bovenste regel al twee getallen weet, zet je daar een 1 tussen; zie tabel hieronder:

       

Nu kun je heel eenvoudig twee berekeningen maken:

om van 150 naar 1 te gaan deel je door 150 ( want  150 : 150 = 1 )

en daarna om van 1 naar 1000 te gaan vermenigvuldig je met 1000.

Het ziet er dan als volgt uit:

      

Daarna moet je op de onderste regel dezelfde berekeningen maken.

Gebruik daarbij je rekenmachine. Het getal dat nu onder de 1 komt te staan komt meestal niet zo mooi uit.
Je mag dan kiezen:

De tabel ziet er dan als volgt uit:

      

Voor 1 kilogram betaal je dus € 24,60

Let op: in het eind-antwoord moet je bedragen altijd correct afronden!

Bereken nu zelf met behulp van onderstaande tabel wat 1 kilogram borrelnootjes kost:

       

 

  Prijzen vergelijken

 

De methode van opgave 3 gebruik je ook als je prijzen wilt vergelijken.

Je ziet bijvoorbeeld dat er bij twee winkels madarijnen in de aanbieding zijn:

Bij welke winkel zijn nu de mandarijnen het goedkoopst?

Om dit op te lossen maak je nu twee verhoudingstabellen.

Hieronder staan die twee tabellen, maar je moet ze nog wel zelf verder invullen.
Neem ze over, vul ze verder in en bereken van beide winkels wat de prijs is van 1 kilogram (=1000 gram) mandarijnen. Trek daarna je conclusie.

      4 4