Opgaven

1H04, Extra opgaven                                                       

   1   Bekijk de vier tabellen hieronder. 
   1   Welke getallen moeten op de open plaatsen worden ingevuld om er 
   1   voor te zorgen dat de tabellen verhoudingstabellen worden?

   1  


   2   Bekijk de verhoudingstabel.
   2   Welke verhouding past bij deze verhoudingstabel?
   2   Kies het juiste antwoord en leg uit hoe je dat bepaald hebt .

   2   A  1 : 4

   2   B  2 : 5

   2   C  1 : 3


   3   Bekijk de verhoudingstabel.
   3   Welke verhouding past bij deze verhoudingstabel?
   3   Kies het juiste antwoord en leg uit hoe je dat bepaald
   3   hebt.

   3   A  1 : 2

   3   B  2 : 5

   3   C  2 : 3


   4   Van euro naar dollar.
   4   Op 15 januari geldt: voor 100 euro krijg je 140 dollar.

   4   

   4   Hoeveel dollar krijg je voor 65 euro?


   5   Benzine
   5   De auto van de moeder van Jasper rijdt 1 op 16. 
   5   Dat wil zeggen dat de auto per 16 kilometer 1 liter benzine verbruikt.

   5   

   5   Hoeveel liter benzine verbruikt de auto als je 400 km rijdt?


   6   Wasmiddel 
   6   Voor 4 kg wasmiddel van merk A betaal je € 9,00.
   6   Voor 3,5 kg wasmiddel van merk B betaal je € 7,70 
   6   Vul de twee  verhoudingstabellen verder in:

   6  

   6   Leg uit welk merk het voordeligst is.


   7   Perssinaasappelen 
   7   Supermarkt A: 2 kg voor € 1,99.
   7   Supermarkt B: 15 kg voor € 18,99 


   7   Vul de twee  verhoudingstabellen verder in:

   7   

 

   7   Leg uit welke supermarkt het voordeligst is. 

 

 

   8   Verf
   8   Je krijgt oranje verf door 2 liter rode verf te mengen met 1 liter groene verf.

   8   

   8   Je wilt 4,5 liter oranje verf maken. 

   8   Leg uit hoeveel rode en hoeveel groene verf je nodig hebt.


   9   Jeugdleden
   9   Een voetbalclub heeft precies 350 jeugdleden.
   9   De verhouding tussen jongens en meisjes is 5 : 2.

   9   

   9   Hoeveel vrouwelijke jeugdleden heeft de voetbalclub?

 

 

 10   Kralenketting
 10   Een kralenketting heeft 60 kralen. 
 10   De verhouding tussen de witte en rode kralen is 1 : 2.

 10   

 10   Leg uit hoeveel rode kralen er in de ketting zitten.

   8   
 11   Neem de verhoudingstabellen over en vul ze verder in:

 11   


 12   Bekijk de verhoudingstabellen.
 12   Welke verhouding past bij deze verhoudingstabellen?
 12   

 12   Kies het juiste antwoord:

 12   A  1 : 6

 12   B  2 : 5

 12   C  3 : 9

 12   b 

 12   Kies het juiste antwoord:

 12   A  1 : 5

 12   B  1 : 4

 12   C  2 : 5


 13    In de stad kan je snoep kopen bij de supermarkt en
 13    bij de snoepwinkel.
 13    Bij de supermarkt koop je een zak snoep met daarin
 13    200 gram snoepjes voor € 2,40
 13    Bij de snoepwinkel koop je 750 gram snoepjes voor
 13    € 8,25.

 13    a  Vul de verhoudingstabellen in.

 13       

 13      

 13    b Waar zijn de snoepjes het goedkoopst?

 13    c Hoe groot is het verschil per kilogram?


 13    Als je in de supermarkt 2 zakken snoep koopt,
 13    krijg je de tweede zak voor de helft van de prijs.

 13    d Hoeveel betaal je dan bij de supermarkt voor 2 zakken snoep?

 13    e Hoeveel gram snoep zit er in de twee zakken samen?

 13    f  Vul ionderstaande verhoudingstabel in voor de twee zakken snoep samen:

 13     

 13    g  Waar is het snoep nu het goedkoopst?

 13    h  Hoe groot is nu het verschil per kilogram?