In het onderwijs willen leraren hun leerlingen wat leren (verrassend!). Daarvoor gebruiken ze doorlopend taal: uitleggen, vragen stellen, antwoorden geven, leerlingen helpen, etc. Dat leerproces wordt niet effectief als de docent alleen maar vertelt hoe het zit: als docent wil je natuurlijk dat je leerlingen zelf nadenken, zelf nieuwe kennis aan bestaande kennis koppelen en zelf hun eigen foute concepten bijstellen op basis van redeneren.
Er is er een sterke voorkeur om mensen hun eigen fouten te laten corrigeren in plaats van mensen te corrigeren. Dat zien we ook in de klas: docenten vertellen niet steeds wat het moet zijn, maar ze geven hun leerlingen hints of stellen extra vragen om toch de leerling zijn foute antwoord zelf te laten verbeteren. Die verbetering (repair) vindt plaats in de volgende beurt. De docent initieert dat echter, vandaar de term next turn repair initiation: de docent geeft een voorzet, de leerling verbetert zijn eigen fout zelf.
Als een leerling iets zegt wat niet klopt, dan is het interessant om te kijken hoe de docent daarop reageert. Hierin zitten verschillende elementen:
- de foutindicatie (duidelijk maken dat er iets niet klopt);
- foutlocalisering (duidelijk maken waar het probleem zit);
- vaak ook: foutanalyse (duidelijk maken wat er dan niet klopt);
- verbeteraanwijzingen (duidelijk maken wat het juiste antwoord moet zijn).
Pas nou deze stappen eens toe op de uiting hieronder. Een leerling leest bij de les Engels wat voor en zegt ‘There are four goats and three sheeps’. (Het juiste meervoud is natuurlijk sheep.)
a. Hoe kan een docent de leerling de gelegenheid geven om zichzelf te verbeteren, zonder enige specifieke hint voor verbetering?
b. En stel als de docent zegt: ‘Wat zei je?’
c. En als de docent vraagt: ‘Sheeps?’ (met een duidelijke nadruk op die laatste -s)?
d. Stel als de leerling er nog niet uitkomt na de hulp die de docent in c gaf: wat zou je als leraar nu nog kunnen zeggen/vragen om de leerling zelf het juiste meervoud te laten bedenken?
De begrippen positieve en negatieve beleefdheid zijn vaak wat verwarrend. Daarom nog even de overeenkomst en het verschil:
- Overeenkomst: een verzoek wordt gezien als iets wat potentieel ‘lastig’ is voor de ander. Mensen formuleren verzoeken daarom vaak omslachtiger dan je in eerste instantie zou verwachten.
- Verschil:
● negatieve beleefdheid: de spreker wil zo min mogelijk inbreuk maken op de vrijheid en autonomie van de hoorder. Ofwel: de hoorder wil eigenlijk met rust gelaten worden en de spreker ‘verstoort’ die rust door iets te vragen.
● positieve beleefdheid: de hoorder wil zich begrepen, geliefd en gewaardeerd voelen. Mensen willen elkaar aardig vinden.
1. Geef van de onderstaande verzoeken aan of ze rekening houden met de vrijheid van de ander (negatieve beleefdheid) of dat ze juist tegemoetkomen aan de positieve relatie met de ander (positieve beleefdheid). Leg uit wat er talig gezien gebeurt: waarom zou de spreker niet het verzoek zo duidelijk mogelijk formuleren?
a. ‘Kun je een pak melk meenemen als je toch naar de supermarkt gaat?’
b. ‘Jij gaat zeker niet meer naar de supermarkt, hè?’
c. ‘Lieverd, wil je straks een pak melk voor me meenemen?’
d. ‘Hee, als je straks naar de supermarkt gaat dan kun je ook boter meenemen, dan kan ik die lekkere appeltaart maken waar je zo van houdt.’
Duo’s:
e. ‘Aangezien jij altijd zo’n goede kijk hebt op ons huishouden wil je vast ook wel ervoor zorgen dat we genoeg melk in de koelkast hebben staan.’
Trio’s:
f. ‘Sorry dat je stoor in je werk, maar wil jij straks een pak melk meenemen voor mij?’
g. ‘Wil jij strakjes nog eventjes een klein boodschapje voor me doen?’
2. Bedenk een voorbeeld van negatieve en positieve beleefdheid bij het verzoek ‘Zet de muziek zachter’. (Duo’s: twee voorbeelden van de beide soorten beleefdheid, trio’s: drie voorbeelden van de beide soorten beleefdheid.)
3. Positieve en negatieve face hebben niet alleen te maken met verzoeken, maar ook met andere taalhandelingen. Verwerk in je onderstaande antwoorden het concept ‘face’, dus probeer te achterhalen wie gezichtsverlies probeert te voorkomen en op welke manier.
a. Hoe reageren de meeste mensen op een compliment? Waarom zeggen ze niet gewoon ‘Dank je, ik vind mijn broek ook geweldig leuk.’?
b. En wat zou de gangbare reactie zijn als iemand zijn verontschuldigingen aanbiedt? Bijvoorbeeld: ‘Sorry dat ik een kwartier te laat ben, maar mijn band was lek.’
In college 6 bespreken we afasie en TOS (taalontwikkelingsstoornis). Onderdeel A van de vragen gaat over afasie, hierbij horen vraag 1 - 9. Let op: er is een differentiatie naar groepsgrootte, kijk dus goed welke opdrachten je moet maken.