Stijlfiguren en beeldspraak

Teksten ziten vaak vol met stijlfiguren en beeldspraak. Deze moet je kunnen herkennen:

Stijlfiguren:

- Herhaling: een woord of zinsdeel wordt meerder keren herhaald.

- Opsomming: bij een begrip worden meerdere voorbeelden gegeven, bijvoorbeeld 'ik hou van sporten, zoals tennis, voetbal en rugby.

- Tegenstelling: twee begrippen worden tegenover elkaar gezet, zoals licht-donker, warm-koud, liefde-haat.

- Hyperbool: een overdrijving, zoals 'ik heb eeuwen op je staan wachten'.

- Understatement: het waait een beetje (bij windkracht 10).

- Eufemisme: mijn buurman heeft gisteren het tijdelijke met het eeuwige verwisseld.

 

Beeldspraak:

Om te weten met welke beeldspraak je te maken hebt, is het handig te weten wat er met object en beeld wordt bedoeld. Het object is datgene/diegene waarover het gaat in de tekst. Het beeld is het plaatje dat gebruikt wordt om het object te omschrijven.

- Personificatie: een dier/ding wordt voorgesteld met menselijke eigenschappen/gedragingen, zoals 'de wind huilt'.

- Vergelijking: object en beeld staan beide in de zin, zoals 'hij is zo sterk als een beer'.

- Metafoor: alleen het beeld wordt genoemd, zoals 'die ezel is alweer te laat'.

- Metonymie: er wordt iets genoemd dat een relatie heeft met het object maar het niet helemaal is, zoals 'ik heb de ijzers ondergebonden' voor 'ik heb mijn schaatsten aangetrokken'.