Hieronder staan de doelen waaraan gewerkt wordt tijdens deze lessenserie. De meeste doelen zijn procesdoelen die niet voor iedereen in één les bereikt zullen zijn. Het is vooral belangrijk leerlingen zicht te geven op hun groei en gerichte feedback/feedforward te geven waarmee leerlingen verder kunnen.
Samenhang
Tekstopbouw: de tekst heeft een opbouw met inleiding-kern-slot. De inhoud staat op de goede plaats.
Alinea's: de leerling schrijft in alinea’s. Elke alinea heeft een eigen deelonderwerp. Verbanden tussen alinea's worden duidelijk aangegeven.
Verwijswoorden: de leerling gebruikt signaalwoorden en verwijswoorden goed. Een enkele fout kan voorkomen.
Schrijfdoel: het doel van de tekst is duidelijk. De tekst is goed afgestemd op het schrijfdoel.
Afstemming op publiek: de leerling past woordgebruik en toon goed aan het publiek aan.
Woordenschat: de leerling varieert het woordgebruik goed. Hij/zij maakt soms nog fouten met uitdrukkingen.
Leesbaarheid: De leerling maakt de tekst goed op. Hij/zij gebruikt in brieven de juiste lay-out. Hij/zij gebruikt bij artikelen, werkstukken en verslagen titel en tussenkopjes.
Spelling en grammatica
De leerling ziet het nut in van het opleveren van correcte teksten.
De leerling controleert zijn eigen werk.
De leerling vraagt anderen om feedback en verwerkt deze in zijn/haar schrijfproduct.
Houding
De leerling ziet in dat het schrijfproces een proces is van vooruitdenken, uitvoeren, reflecteren en bijschaven. Hij begrijpt dat het nuttig is om deze fasen secuur te doorlopen.
De leerling reflecteert op zijn/haar eigen werk en verbetert.
De leerling kan feedback vragen aan anderen en deze verwerken.
De leerling kan zelf feedback geven aan anderen in tips en tops.