Schrijven voor een toets

Een vast stramien

Ken je dat, je ziet een toetsvraag en onmiddelijk komt er in je hoofd een netwerk aan informatie op. Je denkt 'moet ik dat allemaal gaan opschrijven?' Dat lijkt je wat veel. Je maakt een keuze en het blijkt de verkeerde te zijn. De docent rekent het fout omdat je niet volledig bent of een deelaspect hebt behandeld. Natuurlijk weet je de rest ook wel, maar dat weet de docent niet. Frustraties alom.

Hieronder zie je per vraagsoort een antwoordmodel. Daarbij staan voorbeelden. De dikgedrukte woorden komen vaak voor in een dergelijk antwoord. Je zult zien dat je heel gestructureerd de vraag kunt beantwoorden zonder dat het je een lamme hand oplevert.

1. Vraag naar een relatie tussen gebeurtenissen en verschijnselen.

Bepaal eerst wat voor relatie er is: oorzaak-gevolg, doel-middel, chronologische volgorde?

Een antwoord kan er dan zo uitzien:

Oorzaak-gevolg: De Amerikanen gebruikten het landbouwgif Orange Agent in Vietnam. Hierdoor kregen veel Vietnamezen kanker.

Doel-middel: De Amerikanen gebruikten het landbouwgif Orange Agent om de bomen te ontbladeren voor beter zicht.

Chronologie: Veertig jaar geleden gebruikten de Amerikanen het landbouwgif Orange Agent. Veel Vietnamezen kregen toen kanker. Nu nog steeds worden veel Vietnamezen ziek door de vervuilde bodem. De Amerikanen gaan de bodem saneren.

2. Vraag naar verschillen en overeenkomsten

Hiervoor is het Venn-model heel handig. Dit is een schema om de kenmerken van iets in te zetten. De overeenkomsten komen in het midden:

3. Vragen om een toelichting

Je begint met het beschrijven van het gevraagde. Daarna volgt de toelichting. Bijvoorbeeld:

Kernsplijting is een proces waarbij een zware onstabiele atoomkern zich deelt of splijt in twee of meer lichtere kernen, waarbij aanzienlijke hoeveelheden energie vrijkomen. Een neutron botst met de kern van een splijtbaar atoom. Daardoor deelt deze zich in verschillende splijtingsproducten: atoomkernen gammafotonen, neutrino's en snelle neutronen. De energie is als volgt verdeeld: 3,5% gammastraling, 2,5% snelle neutronen en 94% in de kinetische energie van de brokstukken, die door de elektrostatische afstoting versneld worden tot 3% van de lichtsnelheid.

4. Vragen om voorbeelden

Voorbeelden van organen zijn:

- maag

- oog

- tong

- dunne darm

- enz.