d. Opdrachten zoekwoorden

1. Lidwoorden

Maakt het uit of je in Google lidwoorden (de, het, een) gebruikt bij het zoeken?

Probeer het zelf: zoek op paard, het paard en een paard en bekijk de resultaten. Als het goed is kun je nu de vraag beantwoorden.

Maak bij alledrie de zoekopdrachten een schermprint. Plak ze met je antwoord in je antwoordblad.

 

2. Volgorde van de woorden

Maakt het bij het zoeken in Google uit iin welke volgorde je de woorden zet?

Probeer het zelf uit: zoek op mensen redden en daarna op redden mensen. Bekijk de resultaten. Kun je de vraag nu beantwoorden?

Maar bij de zoekopdrachten een schermprint van en plak de schermprints met je antwoord in je antwoordblad. 

 

3. Hoofdletters

Maakt het bij het zoeken in Google iets uit of je hoofd- of kleine letters gebruikt? Gebruik de zoektermen uit één van de eerdere opdrachten. Schrijf het woord of de woorden met kleine letters, met hoofdletters en met één hoofdletter aan het begin. Bekijk de resultaten en beantwoord daarna de vraag. 

Maak schermprints en plak ze bij je antwoord in je antwoordblad.