Het begrip naamwoordelijk gezegde betekent letterlijk: dat wat gezegd wordt over het naamwoord (dat kan een zelfstandig naamwoord of een persoonlijk voornaamwoord zijn).
Een naamwoordelijk gezegde vertelt iets over de toestand of eigenschap van het naamwoord.
Je moet wel weten wat de persoonsvorm en het onderwerp is in de zin. Als je niet (meer) weet hoe je deze vindt, klik je op de link van het woord.
In deze Wikiwijs hebben de blauwe woorden een link naar de uitleg over dat woord.
Als je het onderwerp en de persoonsvorm van de zin hebt gevonden, heb je al een belangrijke stap gezet om het naamwoordelijk gezegde te kunnen benoemen.
Je stelt jezelf twee vragen:
1. Is de persoonsvorm een koppelwerkwoord (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen)?
2. Wordt er iets gezegd over de toestand of eigenschap van het onderwerp?
Jitse Kramer is de sterkste man van Nederland.
De vraagproef: Is Jitse Kramer de sterkste man van Nederland?
De tijdproef: Jitse Kramer was de sterkste man van Nederland.
De persoonsvorm: Is (dit is vooraan gekomen bij de vraagproef of van tijd veranderd bij de tijdproef)
Wie of wat is?
Het onderwerp is dus: Jitse Kramer
Is de persoonsvorm 'is' een koppelwerkwoord?
Ja (het komt van 'zijn').
Wordt er iets gezegd over de toestand of eigenschap van Jitse Kramer?
Ja, hij is de sterkste man van Nederland.
Wat is dus het naamwoordelijk gezegde?
Is de sterkste man van Nederland.
Het werkwoordelijk deel bestaat uit het werkwoord van het naamwoordelijk gezegde, dus: is.
Het naamwoordelijk deel vertelt over de toestand of eigenschap, dus: de sterkste man van Nederland.
Mark Rutte is minister-president.
De vraagproef: Is Mark Rutte minister-president?
De tijdproef: Mark Rutte was minister-president.
De persoonsvorm: Is (dit is vooraan gekomen bij de vraagproef of van tijd veranderd bij de tijdproef)
Wie of wat is?
Het onderwerp is dus: Mark Rutte
Is de persoonsvorm 'is' een koppelwerkwoord?
Ja (het komt van 'zijn').
Wordt er iets gezegd over de toestand of eigenschap van Mark Rutte?
Ja, hij is minister-president.
Wat is dus het naamwoordelijk gezegde?
Is minister-president.
Het werkwoordelijk deel bestaat uit het werkwoord van het naamwoordelijk gezegde, dus: is.
Het naamwoordelijk deel vertelt over de toestand of eigenschap, dus: minister-president.
Volgens de website 'schulddeflatie' is Diederik Samson die laatst een lezing hield, een bedrieger, want hij presenteert informatie als feiten, terwijl zijn 'feiten' helemaal niet onderbouwd kunnen worden.
De vraagproef: Is Diederk Samson die laatst een lezing hield, een bedrieger, volgens de website 'schulddeflatie' omdat hij informatie als feiten presenteert, terwijl zijn 'feiten' helemaal niet onderbouwd kunnen worden?
De tijdproef: Volgens de website 'schulddeflatie' was Diederik Samson die laatst een lezing hield, een bedrieger, want hij presenteert informatie als feiten, terwijl zijn 'feiten' helemaal niet onderbouwd kunnen worden.
De persoonsvorm: Is (dit is vooraan gekomen bij de vraagproef of van tijd veranderd bij de tijdproef)
Wie of wat is?
Het onderwerp is dus: Diederik Samson die laatst een lezing hield (dat laatste hoort er wel bij hoor, want dat kun je niet als apart zinsdeel zien).
Is de persoonsvorm 'is' een koppelwerkwoord?
Ja (het komt van 'zijn').
Wordt er iets gezegd over de toestand of eigenschap van Diederik Samson?
Ja, hij is een bedrieger.
Wat is dus het naamwoordelijk gezegde?
Is een bedrieger.
Het werkwoordelijk deel bestaat uit het werkwoord van het naamwoordelijk gezegde, dus: is.
Het naamwoordelijk deel vertelt over de toestand of eigenschap, dus: een bedrieger.
Wil je weten wat de Taalprof zegt over koppelwerkwoorden? Klik dan hier. Je mag dit ook overslaan.