Als je het onderwerp, het gezegde en het lijdend voorwerp van een zin kent, kun je ook het meewerkend voorwerp vinden.
Je vraagt dan:
Aan wie/wat + onderwerp + gezegde (+ lijdend voorwerp als deze in de zin staat)?
Een meewerkend voorwerp is degene die iets ontvangt of verneemt of van wie iets wordt afgenomen.
De kinderen gaven een cadeautje aan hun moeder.
PV: gaven
Ond: de kinderen
Meew. vw: aan wie gaven de kinderen? aan hun moeder.
Ik vroeg haar of ze nog op vakantie ging.
PV: vroeg
Ond: ik
Meew. vw: aan wie vroeg ik? haar.