Lijdend voorwerp

Je weet hoe je het onderwerp en de werkwoorden in een zin vindt. Het lijdend voorwerp vind je dan met de volgende vraag:

Wie of wat + onderwerp + gezegde (het gezegde zijn alle werkwoorden in de zin)?

Het lijdend voorwerp is datgene of degene die de handeling ondergaat.

Voorbeelden

Op het podium zong hij zijn nieuwste nummer.

PV = zong

Ond = hij

Lijdend voorwerp: wat zong hij? zijn nieuwste nummer

Iedereen verdient liefde.

PV = verdient

Ond = iedereen

Lijdend voorwerp: wat verdient iedereen? liefde

Ik heb het mooie boek van Hermans gelezen.

PV = heb

Ond = ik

Lijdend voorwerp: wat heb ik gelezen? het mooie boek van Hermans

Ik zag Anna nog gisteren.

PV = zag

Ond = ik

Lijdend voorwerp: wie zag ik? Anna