Water komt in verschillende toestanden (fasen) voor
In het schema zie je hoe het heet als water van de ene toestand over gaat in een andere toestand.
De overgangen van fasen die je voor de waterkringloop moet kennen, zijn condensatie en verdamping.
Waterdamp is onzichtbaar.
Om te bewijzen dat er water in lucht zit hoef je alleen maar je adem op een koude ruit te blazen: de ruit beslaat.
De waterdamp (gas) verandert dus in water (vloeibaar).
Als je even wacht is de ruit niet meer beslagen: het water op de ruit is verdampt.
Probeer samen met een klasgenoot een voorbeeld van condensatie te bedenken.
Doe dit ook voor verdamping.