Schapen zijn zoogdieren die vrijwel in alle landen ter wereld voorkomen. Een mannelijk schaap noem je een ram. Een vrouwelijk schaap noem je een ooi en het jong een lam. Er zijn verschillende soorten schapen en allemaal hebben ze hun eigen gunstige eigenschappen. Ze worden onder andere gefokt voor vlees, wol en melk.
Schapen eten gras en hebben daarom een erg lang verteringsstelsel. De lengte van het verteringskanaal kan wel 26 maal zijn lichaamslengte zijn. Ook heeft een schaap, net als een koe, meerdere magen en wordt het voedsel opgebraakt en herkauwd.
Niet alleen mensen kunnen ziek worden, maar ook schapen. Zo kan de uier van het schaap ontsteken als er bacteriƫn bijvoorbeeld via wondjes de tepel binnendringen. Schapen en andere organismen zijn opgebouwd uit cellen, weefsels en organen.
In dit thema leer je meer over deze organisatieniveaus. Ook leer je hoe fotosynthese werkt. Je gaat bekijken hoe de vertering werkt en het hart en de huid. Je sluit het thema af met het maken van de examenvraag Schapen.