● Transport door cellen

     Elke cel heeft een celmembraan. Het celmembraan vormt een afscheiding tussen de binnenkant en buitenkant van de cel, maar ze laat ook allerlei stoffen door. Sommige stoffen worden alleen doorgelaten als ze nodig zijn.
     In het celmembraan van alle organismen bevinden zich twee soorten eiwitmoleculen die door het celmembraan transporteren:
     ► porie-eiwit
     ► transporteiwit

     Het aan- en afvoer van stoffen van en naar de cellen gebeurt passief of actief.
     Passief transport is een vorm van transport van stoffen door celmembranen heen die geen energie kost. Deze transpoort wordt door het porie-eiwit uitgevoerd. De porie-eiwitten laten het water en de kleine moleculen de cel in en uit. Dat gebeurt door een diffusie en daarom dat geen energie kost.
     Het transport bij welke is energie nodig is actief transport. Voor dit transport zorgt een ander eiwit in het celmembraan, transporteiwit. Dit transporteiwit grijpt de moleculen vast en transporteert hun de cel in en uit. Sommige moleculen zoals glucose kunnen niet door middel van diffusie door het celmembraan heendringen. Daarvoor hebben ze bepaalde transporteiwitten nodig. Bij actief transport werkt de cel de moleculen naar binnen en duwt andere er weer uit. Zo kunnende transporteiwitten glucose in de cel doorlaten terwijl er al veel glucosemoleculen in de cel zijn. Daarom in de cel water zich verplaatst van een plaats met een lage concentratie opgeloste stoffen naar een plaats met een hoge concentratie opgeloste stoffen. Dat heet osmose. Zo de transporteiwitten indirect zorgen voor het watertransport.