Gedurende het uitvoeren van de praktijkopdrachten in de proeftuinen, is de competentieontwikkeling gemonitord met behulp van een nul- en een eindmeting en een reflectiegesprek met de opdrachtgevers.
Daarnaast zijn vijf experts uit het werkveld geïnterviewd waarbij expliciet is gevraagd naar de benodigde competenties.
Tevens zijn de 75 bezoekers van de georganiseerde masterclass 'masters in regionaal voedsel' geënquêteerd naar hun behoefte aan competentieontwikkeling.
De diverse metingen hebben geresulteerd in:
Uit de totale monitoring (leerlingen/studenten, experts uit het werkveld en bezoekers van de masterclass) kan geconcludeerd worden dat alle 8 de competenties nodig zijn om vruchtbaar bij te kunnen dragen aan regionale voedselinitiatieven. Daarbij bleek dat studenten, door het uitvoeren van opdrachten binnen de proeftuinen, de meeste groei lieten zien op de competenties
gevolgd door
Het minst vaak werd groei werd gerealiseerd op de competenties
Het soort opdracht en het studievoortgangsjaar van de betrokken studenten bleken van essentieel belang voor de mate van competentiegroei. Uit analyse van de 18 uitgevoerde opdrachten (zie tabel 5) bleek variatie aanwezig in de mate van praktijkgerichtheid (van 'simulatie op school (=binnen)' tot 'veldopdracht buiten de school (=buiten)') en de mate van complexiteit (van 'excursiereeks (=simpel)' tot 'korte ketenontwikkeling (=complex').
Figuur 2 is het resultaat van deze analyse. In dit model zijn de leeromgeving en de complexiteit van de opdracht in relatie gebracht met de mate van competentiegroei.
Geconcludeerd kan worden dat een externe, praktijkgerichte leeromgeving met complexe opdrachten de grootste competentiegroei realiseert.