Basisvaardigheden
|
Voortgezette vaardigheden
|
Gevorderde vaardigheden
|
|
|
|
Prettige omgang met elkaar
|
Communicatie
|
Interpersoonlijk
|
- elkaars naam gebruiken
- elkaar dan aankijken
- vriendelijk op elkaar reageren
- elkaar gelegenheid geven om mee te doen
|
- Vragen stellen aan elkaar
- Reageren op wat ander zegt
- Af en toe herhalen wat iemand zegt
- Elkaar vragen hardop te denken
|
- Je in het standpunt van een ander verplaatsen
- Verschil van mening accepteren
- Een goede relatie behouden ook op langer termijn
|
Eigen initiatief
|
Betrokkenheid bij de groep
|
Omgaan met lastige situaties
|
- een inbreng durven hebben
- duidelijk praten, zodat anderen het verstaan
- meewerken aan de groepsopdracht
|
- Elkaar aanmoedigen, meedoen
- Elkaar complimenten geven
- Ondersteunende opmerkingen maken
- Met elk groepslid samenwerken
|
- Overeenstemming met elkaar bereiken
- Met elkaar problemen oplossen
- Kritiek formuleren op ideeën, niet op personen
- Op een vriendelijke manier zeggen dat je het ergens niet mee eens bent
|
Gericht zijn op anderen
|
Helpen
|
Optimale opbrengst
|
- luisteren naar elkaar
- elkaar uit laten praten
- ieders inbreng accepteren
|
- Elkaar hulp aanbieden, iets uitleggen
- Hulp vragen aan een ander
- Elkaar helpen zonder voor te zeggen
|
- Verschillende ideeën integreren
- Ideeën verder uitbouwen
- De groep stimuleren en motiveren
|
Je houden aan afspraken
|
Doelgericht werken
|
|
- om de beurt praten
- rustig praten en werken
- materiaal met elkaar delen
- bij je eigen groepje blijven
- aan de taak doorwerken tot deze af is
|
- Het werk plannen
- Richting geven aan de uitvoering van de taak
- Af en toe de voortgang samenvatten
- Elkaar herinneren aan de opdracht
|
|