bestuiving

Bloemen die ingericht zijn voor windbestuiving produceren heel veel licht stuifmeel.

Door de wind wordt dit stuifmeel overgebracht.
De stuifmeelkorrels plakken vast aan de stempel en de bevruchting kan beginnen.
Bijvoorbeeld hazelaar en granen.
 

Bloemen die ingericht zijn voor insectenbestuiving produceren stuifmeel dat gemakkelijk aan het haarkleed van bestuivende insecten blijft hangen. Tijdens het bloembezoek gaat het stuifmeel aan de haren van de bijen zitten en wordt zo van bloem naar bloem getransporteerd.

Bijvoorbeeld fruitteeltgewassen en courgettes.

bestuif 1

bestuif 2