Een emissienevel is een reusachtig grote, ijle wolk atomair waterstof met in het centrum een jonge ster.
Als een sterrenkundige zijn telescoop richt op een emissienevel, dan is die nevel opvallend rood. De golflengte van dat rode licht is nauwkeurig vastgesteld op 656,281 nm.
Waar komt die kenmerkende rode kleur vandaan?
Meer dan duizend jaar lang veranderde er niets aan onze ideeën over materie. Maar daar kwam in de 19e eeuw verandering in. Er ontstonden nieuwe theorieën.
J. J. Thomson bijvoorbeeld, dacht dat atomen min of meer massieve bolletjes zijn die uit een positief geladen substantie bestaan. In die positieve substantie bevinden zich kleine negatief geladen deeltjes.
Helaas konden deze modellen lang niet alle verschijnselen verklaren die werden waargenomen. Er was dus nog ruimte voor verbetering.
En die verbetering kwam er: in 1913 kwam de Deense natuurkundige Niels Bohr met een nieuw atoommodel.
Dat model bleek zo waardevol te zijn, dat we er tot op de dag van vandaag nog gebruik van maken. Hoewel het model van Bohr niet de perfecte omschrijving van het atoom is, is het wel uitstekend geschikt om de verschijnselen die we in deze module tegenkomen te verklaren.
Daarom gaan we dat model eens nader bekijken.
Voor een nog betere beschrijving van het atoom gebruiken natuurkundigen het zogenaamde 'quantummechanisch model' van het atoom. Dit is echter een stuk ingewikkelder en je hoeft het bij deze module niet te kennen.