We kunnen alle stoffen die op aarde voorkomen grofweg indelen in 3 hoofdgroepen: metalen, zouten en moleculaire stoffen.
Metalen
Zouten
Een zout bestaat altijd uit een metaalatoom met één of meer niet-metaalatomen. De atomen zijn geladen en we noemen ze ionen. Een zout bevat negatieve en positieve ionen die elkaar aantrekken. De ionen zijn gerangschikt in een ionrooster. Door sterke elektrostatische wisselwerking is de ionbinding heel sterk. Doordat zouten uit positieve en negatieve deeltjes bestaan, zijn zouten altijd polair. Het bekendste zout is Na+Cl-. De triviale naam hiervan is keukenzout, de systematische naam is natriumchloride. Zouten zijn goed oplosbaar in water.
Moleculaire stoffen
Verreweg de meeste stoffen zijn moleculaire stoffen. Alle organische stoffen – het onderwerp van deze module – zijn bijvoorbeeld moleculaire stoffen. Moleculaire stoffen - zoals suiker - bestaan uit moleculen. Moleculen zijn groepjes niet-metaalatomen die via een covalente binding of atoombinding aan elkaar vastzitten. Een atoombinding kan polair of apolair zijn. Als twee atomen de bindingselektronen volledig delen, zoals bij een C-H binding, is de atoombinding apolair. Maar soms trekt één van de atomen sterker aan de bindingselektronen dan de ander. Zo wordt één van de atomen een beetje negatief en de ander een beetje positief. Dat is dan een polaire binding, zoals bij een O-H of N-H binding. Een atoombinding is heel sterk. Moleculen gaan niet zomaar kapot, daar heb je een chemische reactie voor nodig.
Moleculen zijn ongeladen deeltjes die elkaar aantrekken. Deze aantrekkingskracht tussen moleculen heet de vanderwaalskracht. De grootte van de vanderwaalskracht hangt onder meer af van de grootte van de moleculen. In vaste toestand zijn de moleculen regelmatig gerangschikt in een molecuulrooster. De moleculen bevinden zich op een vaste plek in dat molecuulrooster en de vanderwaalsbinding tussen de moleculen zorgt dat de moleculen ook op hun vaste plek blijven zitten.
Een bekende moleculaire stof is water. Water is de triviale naam van H2O. De systematische naam van water is diwaterstofmono-oxide.
Opdracht 2: Fase-overgangen
Bekijk de volgende animatie
Beantwoord de volgende vragen:
a. Wat gebeurt er bij een fase-overgang?
b. Bij welk type stof zal een fase-overgang het gemakkelijkst verlopen?
c. Wat kun je zeggen over de hoogte van smelt- en kookpunten (waarop een fase-overgang plaatsvindt) van de drie soorten stoffen in het algemeen.