Opgave 1

Opgave 1 Elektromotor (uit HAVO 1996 II)

In figuur 1 staat een schematische, sterk vereenvoudigde tekening van een elektromotor.

Doordat de elektromotor draait, wordt een blokje omhoog gehesen.

Het wieltje W en de spoel ABCD zijn bevestigd aan de as van de elektromotor. Bij het omhoog hijsen wordt het koord waaraan het blokje hangt om het wieltje gewonden. Zijde CD van de spoel is 3,6 cm lang, zijde BC is 3,0 cm lang. R en S zijn verbonden met een gelijkspanningsbron. Tussen de noordpool en de zuidpool bevindt zich een homogeen magneetveld. Op zijde CD van de spoel is een punt P getekend.

 

a. Teken in punt P de magnetische inductie B, de lorentzkracht Fl op de spoel en de stroomsterkte I door de spoel tijdens het omhoog hijsen van het blokje.

 

Bij een bepaalde stroomsterkte door de spoel is de lorentzkracht op zijde CD in de getekende situatie 1,6 N. De spoel heeft 50 windingen. De grootte van de magnetische inductie is 0,25 T

 

b. Bereken de grootte van de stroomsterkte.

 

Als het blokje opgehesen is, wordt het wieltje even vastgehouden. Vervolgens wordt de spanningsbron tussen R en S vervangen door een gloeilampje. Als men het wieltje nu loslaat, beweegt het blokje omlaag. Het lampje gaat dan even branden.

 

c. Leg uit waarom het lampje gaat branden. Gebruik in je antwoord het begrip magnetische flux.