Het officiële woord voor vingersporenonderzoek is dactyloscopie. Dactyloscopie is een woord dat afkomstig is uit het Grieks en dat 'kijken naar vingers' betekent. Meer precies kijken we bij dactyloscopie naar vingersporen, oftewel vingerafdrukken. Dactyloscopie of vingersporenonderzoek houdt zich bezig met het zichtbaar maken en identificeren van vingersporen. Met identificeren bedoelen we het vaststellen van wie de vingersporen afkomstig zijn. Daarmee kan immers worden bepaald of iemand op de plaats van het onderzoek (de plaats delict) aanwezig is geweest.
Omdat mensen overal (vaak onzichtbare) vingersporen achterlaten en omdat vingerafdrukken voor ieder mens uniek zijn, kan vingersporenonderzoek een belangrijk onderdeel zijn van een forensisch sporenonderzoek. Hierdoor zijn heel wat misdadigers achter de tralies beland.
Je vraagt je nu misschien af hoe een vingerafdruk ontstaat en hoe je die zichtbaar kunt maken. Kijk dan eerst maar eens goed naar je vingertoppen. Je ziet dan de huidlijnen in een bepaald patroon dat je ook in je vingerafdruk weer terug ziet. De huidlijnen in je vingertoppen zijn lijnvormige verhogingen in je vingerhuid, ook wel papillairlijnen genoemd.
In de papillairlijnen bevinden zich heel veel poriën (kleine openingen in de huid), waardoor continu meer of minder transpiratievocht (zweet) naar buiten komt. Dit transpiratievocht verspreidt zich over de papillairlijnen en bestaat uit een mengsel van allerlei stoffen, waaronder vetten, zouten en vooral water. Het water verdampt, maar de vetten, zouten en andere stoffen blijven op (en ook tussen) de papillairlijnen achter.
Wanneer je vingers nu in contact komen met een voorwerp, bijvoorbeeld als je het vastpakt, worden het transpiratievocht en vooral de niet verdampte stoffen, zoals vetten en zouten, daarop overgebracht. Zo ontstaat op het voorwerp een (meestal onzichtbare) vettige afdruk van het huidlijnenpatroon, de vingerafdruk. Deze vettige afdruk kun je met diverse materialen zichtbaar maken.
Video 5: Vingerafdrukken zichtbaar maken met lijm (http://www.youtube.com/watch?v=FkcSkADVMIM)
Door de verschillen tussen de huidlijnenpatronen van verschillende personen wordt verondersteld dat vingerafdrukken uniek zijn. Om deze verschillen te beschrijven, kunnen we de huidlijnenpatronen in een aantal hoofdgroepen verdelen. Deze hoofdgroepen kenmerken zich door hoofdpatronen. Dit zijn globale figuren in het huidlijnenpatroon, zoals bogen, lussen, ringen en kernen (zie patronen vermeld in website 4). Het groeperen van vingerafdrukken in hoofdgroepen op grond van de hoofdpatronen noemen we classificeren.
Figuur 1: hoofdpatronen vingersporen
Daarnaast kunnen we onderscheid maken tussen de vingers van verschillende personen door te kijken naar de details in het huidlijnenpatroon. Kenmerkende details noemen we minutiae ( vroeger typica), omdat deze typisch zijn voor het huidlijnenpatroon van de betreffende persoon. Je kunt dan denken aan punten waar huidlijnen stoppen of splitsen, maar ook aan eilandjes, ogen, haken, tussenlijnen, lijnstukjes, de dikte van de huidlijnen, de vorm van de poriën en plooien. Ook littekens en andere beschadigingen kunnen typica van het huidlijnenpatroon zijn.
In een forensisch onderzoek wordt bij het vergelijken van vingerafdrukken in de eerste plaats gekeken naar de hoofdgroepen. Vervolgens wordt er gezocht naar dactyloscopische punten (dat zijn overeenkomende typica op overeenkomende onderlinge posities). Voor een sluitende identificatie zijn in Nederland (volgens de wet) minstens 12 dactyloscopische punten noodzakelijk.