Wat ga je doen?

Een zaak

Stel, je bent op werkweek op een boot samen met 1001 medepassagiers. Je vermaakt je kostelijk tot het moment waarop een onbekende persoon levenloos wordt aangetroffen, uitgerekend in jouw kamer. Het moordwapen wordt gevonden met daarop bloedsporen. En wat blijkt, het DNA-profiel matcht met dat van jou. Dan heb je een probleem!

Je wordt beschuldigd van een moord die je niet hebt gepleegd. Maar bewijs je onschuld maar eens! Uit forensisch onderzoek blijkt dat van het gevonden bloedspoor, de matchkans gelijk is aan 1:1000 (het DNA-profiel is onvolledig). De kans dat jij de moord gepleegd hebt zou dus, simpel geredeneerd, gelijk moeten zijn aan 99,9%. Zoals het er nu uitziet, zit je in een hopeloze situatie.

Maar gelukkig is er forensische statistiek. Die is, zoals je geleerd hebt, gebaseerd op de regel van Bayes.

Om de bewijswaarde van identieke DNA-profielen te bepalen is het van belang te weten hoe groot de kans is dat de DNA-profielen bij toeval identiek zijn. Daarvoor is kansberekening nodig.
In het werkdocument bij les I vind je een uitleg van hoe je deze kansberekening uitvoert.

Open je 'werkdocument theorie' en werk les I opdrachten 11 en 12 uit.
In deze opdrachten ga je het Bayesiaanse model opnieuw gebruiken.