Eindopdracht

Forensisch onderzoek is wetenschappelijk onderzoek. Het doel van forensisch onderzoek is om een analyse te maken van gebeurtenissen rond een misdrijf. Op deze manier probeert men de vraag te beantwoorden wat zich op de plaats van een misdrijf heeft afgespeeld.

 

Voor de eindopdracht dienen de leerlingen in groepjes van twee tot drie personen aan een casus te werken binnen een door de docent aan gegeven tijdskader. Je zult hierbij de NLT-module en de behandelde vragen en proeven gebruiken, dus zorg dat je al het werk bij je hebt. Vanwege de tijdsdruk is het verstandig om voorafgaand aan de eindopdracht het lesmateriaal goed te lezen/leren.

Hieronder staat beschreven wat er bij de verschillende onderdelen van de eindopdracht van de groepjes wordt verwacht. Tussen de invulopdrachten door en aan het eind dienen de nodige inzichtvragen beantwoord te worden vanuit een forensisch-wetenschappelijk oogpunt.

De moeilijkheidsgraad zal, naast het toepassen van de opgedane kennis in een casus, gaan zitten in het zelf logisch nadenken over de aanpak en de inzichtvragen, ook wat betreft zaken die niet letterlijk in de theorie staan. Wees dus scherp en kritisch, overleg goed en haal het onderste uit de kan!

 

Proces Verbaal

De docent zal elk groepje een uitdraai uitreiken van het Proces Verbaal, dat forensisch onderzoeker Victor Zand heeft opgesteld na het plaats delict onderzoek in de casus. In dit (gedeelte van het volledige) Proces Verbaal wordt beschreven wat Victor Zand allemaal aantreft op de plaats delict. Zijn waarnemingen worden beschreven in de originele Proces Verbaal-stijl: “Ik zag”; “Ik trof … aan” etc. Zo kan er een globaal beeld worden verkregen van de casus en de sporen die er te vinden zullen zijn.

Maak een puntsgewijze samenvatting van dit Proces Verbaal dat een duidelijk overzicht biedt. Geef daarin aan waar het sporenbeeld (mogelijk) op wijst.

 

Sporenmatrix

Daarna zullen de groepjes een sporenmatrix invullen met de sporen die zij wensen veilig te stellen. De sporenmatrix is een tabel waarin gegevens over de sporen worden ingevuld. Deze lijst wordt aangevuld met zaakinformatie, zoals datum en plaats, en geparafeerd; het is een officieel document.

In bijlage 6 is een sporenmatrix te vinden, waarbij twee sporen reeds staan ingevuld. Bij het vervolgonderzoek wordt gesproken van het vergelijken met referenties en/of een databank. Referenties worden afgenomen van slachtoffer, getuigen, betrokkenen en natuurlijk verdachten. Het sporenmateriaal van de plaats delict kan dan worden vergeleken met deze referenties, om te zien of er een match is of niet. Is er geen match met de betrokkenen en/of de verdachten, dan bieden de databanken een uitkomst. Er zijn databanken voor o.a. vingersporen (HAVANK) en DNA-sporen (CODIS); misschien kun je er zelf nog meer vinden op het net.

De sporenmatrix dienen de groepjes zo zorgvuldig mogelijk aan te vullen met alle sporen die in de casus van belang kunnen zijn. Maak goed het onderscheid tussen stukken van overtuiging (SVO’s) en sporendragers waarop je sporen zou verwachten en zet enkel de SVO’s in de lijst. De sporendrager wordt vermeld bij de plaats van aantreffen.

Tref je bijvoorbeeld een bebloed mes aan (is een sporendrager), dan kun je daar misschien wel 2 of meer sporen vanaf halen: SVO 1 = bloedmonster van het lemmet van het mes, veiliggesteld met een vochtig wattenstaafje; SVO 2 = vingersporen op het heft van het mes (bijvoorbeeld met cyanoacrylaat opgedampt). Neem je het mes daarnaast ook mee als SVO zelf, voor bijvoorbeeld de afmetingen ervan, dan krijgt het mes ook een eigen SVO-nummer (bijvoorbeeld SVO 3).

Het bestaan van deze 3 SVO’s in dit voorbeeld, zal je dus wel zelf moeten bedenken aan de hand van de waarneming dat er een bebloed mes ligt. Brainstorm dus steeds goed met je groepje welke SVO’s er van welke sporendragers kunnen worden veiliggesteld.

 

Scenario’s

Vervolgens dienen de groepjes 3 scenario’s op te stellen: wat kan er, gezien het sporenbeeld van de plaats delict dat Victor Zand geschetst heeft in zijn Proces Verbaal, gebeurd zijn? Probeer het aangetroffen sporenbeeld op 3 verschillende manieren te verklaren. Informatie over scenario’s is te vinden in hoofdstuk 2. Bedenk niet teveel details en vergezochte motieven, aar richt je met name op het sporenbeeld. Geef ook aan welke van de 3 scenario’s jullie het meest waarschijnlijk achten en waarom.

 

Analyse onderzoeksresultaten

Hierna dienen de groepjes een aantal aangeleverde onderzoeksresultaten van SVO’s te analyseren, interpreteren en er berekeningen aan verrichten. Gebruik hiervoor alle informatie uit de module en de uitgevoerde proeven.

 

Worddocument: Eindopdracht.