Bayesiaanse stroming in de forensische statistiek: Kansmodel dat gebruik maakt van de regel van Bayes voor voorwaardelijke kansen. Het model geeft een numerieke uitdrukking voor de bewijskracht van allerlei bewijsmateriaal.
Berekende frequentie: de maat voor de zeldzaamheid van een vastgesteld DNA-profiel in een populatie. De berekende frequentie is de kans dat een willekeurig gekozen (niet aan de matchende persoon verwante) persoon hetzelfde DNA-profiel heeft als dat van het spoor. Volledige DNA-profielen van tien loci hebben een berekende frequentie die altijd kleiner is dan één op één miljard.
Bloedspoorpatroononderzoek: onderzoek van de uiterlijke kenmerken van de bloedsporen (zoals grootte, vorm en richting) op de plaats delict of op een stuk van overtuiging (zoals een kledingstuk). Zulk onderzoek kan bijvoorbeeld laten zien op welke manier, met hoeveel kracht en van welke richting en hoogte een letsel kan zijn toegebracht.
Delictgerelateerd: wat in direct verband kan worden gebracht met het delict. Een delictgerelateerd biologisch spoor brengt de celdonor van dat spoor in verband met het delict. De rechter bepaalt in welke mate het spoor delict gerelateerd is.
DNA: Deoxyribo Nucleic Acid (in het Nederlands: desoxyribonucleïnezuur). De stof in het lichaam die de drager is van de erfelijke eigenschappen. Het DNA bevindt zich in de chromosomen in de celkern.
DNA-kenmerk: verschijningsvorm van een hypervariabel gebied (locus) op het DNA. Een DNA-kenmerk wordt aangeduid met een getal. Het getal geeft weer het aantal malen dat een repeterend stukje DNA aanwezig is in dat hypervariabele gebied. Een ander in de literatuur gebruikt begrip voor DNA-kenmerk is allel. Omdat chromosomen in paren voorkomen wordt elk locus gekenmerkt door twee (gelijke of verschillende) DNA-kenmerken.
DNA-profiel: de weergave (in pieken) van de DNA-kenmerken (verschijningsvormen/lengten) van de onderzochte hypervariabele gebieden (loci) op het DNA (in de celkern). Je kunt een DNA-profiel maken van het celmateriaal van een spoor of van een referentiemonster van een persoon. Elk volledig DNA-profiel is uiterst zeldzaam en daardoor sterk persoonsonderscheidend. Het onderscheidende vermogen is kleiner voor bloedverwanten.
Forensisch DNA-onderzoek: onderzoek van biologisch celmateriaal dat is gericht op het vergelijken van DNA-profielen. Zulk onderzoek heeft uiteindelijk als doel: het vaststellen van de identiteit van de dader.
Forensische entomologie: forensisch onderzoek dat gebruik maakt van (larven van) insecten. Dit onderzoek richt zich onder andere op het schatten van de tijdsduur die sinds het overlijden is verstreken.
Haarpalet: de beschrijving van de morfologische kenmerken van de haren in een referentiemonster haar.
Haarspoor: een op de plaats delict of stuk van overtuiging aangetroffen haar, die mogelijk delictgerelateerd is.
Hypervariabel gebied: een gebied op het niet voor erfelijke eigenschappen coderende deel van het DNA. Hypervariabele gebieden kunnen van persoon tot persoon sterke verschillen vertonen. Die verschillen betreffen het aantal malen dat een klein stukje DNA zich herhaalt in het betrokken gebied. Deze hypervariabele gebieden zijn nauwkeurig te analyseren.
Locus: aanduiding van een plaats (bijvoorbeeld de plaats van een hypervariabel gebied) op het DNA. Meervoud: loci.
Luminol: een chemische oplossing waarmee bloedsporen die men met het blote oog niet kan zien, zichtbaar kunnen worden gemaakt. Luminol kan worden ingezet om 'schoongemaakte' delictplaatsen nader te onderzoeken op de aanwezigheid van latent (onzichtbaar) aanwezig bloed.
Match: twee gelijke DNA-profielen. Men spreekt ook van een match wanneer de DNA-kenmerken van een onvolledig DNA-profiel gelijk zijn aan de desbetreffende DNA-kenmerken in een volledig DNA-profiel.
Onvolledig DNA-profiel: DNA-profiel waarin niet van alle onderzochte loci de DNA-kenmerken zichtbaar zijn, zoals bij afgebroken DNA. De berekende frequentie van een onvolledig DNA-profiel is afhankelijk van het aantal waargenomen DNA-kenmerken (pieken) en de frequentie van deze DNA-kenmerken. Een onvolledig DNA-profiel bestaande uit slechts enkele, maar wel zeldzame, DNA-kenmerken kan daarom een lage berekende frequentie hebben en derhalve een grote bewijswaarde.
Populatie: (in de forensische context) een samenleving; een geheel van met elkaar verkerende mensen; hiervoor gebruikt men ook het begrip bevolkingsgroep
Tetrabasetest: een specifieke test voor het aantonen van bloed. Hiermee kan men bloed onderscheiden van andere op bloed gelijkende substanties.
Volledig DNA-profiel: DNA-profiel waarin van alle tien onderzochte loci de DNA-kenmerken zichtbaar zijn, aangevuld met de aanduiding van het geslacht. Een volledig DNA-profiel heeft een berekende frequentie die altijd kleiner is dan één op één miljard.