De mens heeft een inwendig skelet. Dat betekent dat het skelet aan de binnenkant van het lichaam zit. Er zijn ook organisme waar het skelet aan de buitenkant zit, een uitwendig skelet. We noemen een uitwendig skelet ook wel een pantser. Een kakkerlak heeft bijvoorbeeld zo'n pantser.
Het skelet geeft stevigheid aan ons lichaam. Zonder ons skelet zouden we als een pudding in elkaar zakken.
Het skelet bepaald de vorm van het menselijk lichaam. Om de botten heen zitten verschillende weefsels die bepalen hoe je eruit ziet. Eigenlijk is het skelet een soort kapstok waar alllerlei weefsels omheen hangen. Wanneer er bijvoorbeeld een oude schedel gevonden wordt, dan kan men aan
de hand van de vorm van de schedel reconstrueren hoe de persoon eruit heeft gezien.
Het skelet kan organen beschermen. Zo beschermt de schedel de
hersenen en de ribben beschermen het hart en de longen.
Het skelet maakt beweging mogelijk. Verschillende botten kunnen ten
opzichte van elkaar bewegen, omdat ze door middel van gewrichten of
kraakbeen aan elkaar vast zitten. Een skelet beweegt echter niet uit
zichzelf. Daar zijn spieren voor nodig. Die spieren zitten met pezen aan
de botten vast.