In het dagelijks leven wordt vaak gebruik gemaakt van formules. De meest gebruikte formules zijn woordformules.
Bijvoorbeeld: je gaat naar een camping. Je betaalt 5 euro servicekosten en voor iedere nacht dat je blijft 7 euro. Daar kun je een formule van maken:
bedrag (in €) = 5 + 7 x aantal nachten.
Je kunt uitrekenen wat iemand moet betalen als je weet hoeveel nachten hij blijft. Je vult dat aantal dan in bij 'aantal nachten'. Je hebt nu een som gekregen die je kunt uitrekenen.
Voorbeeld:
Iemand blijft 4 nachten. De som wordt:
bedrag = 5 + 7 x 4 = 33 euro.
Je kunt het ook omdraaien. Als je weet wat iemand heeft betaald, kun je uitrekenen hoeveel nachten hij op de camping is gebleven.
Voorbeeld: iemand heeft 19 euro betaald. De som wordt:
19 = 5 + 7 x aantal nachten. Eerst trek je aan beide kanten 5 af. De som wordt nu:
14 = 7 x aantal nachten. Je deelt nu aan beide kanten door 7. De som wordt nu:
2 = aantal nachten. En daarmee heb je het antwoord.
Formules: uitleg en voorbeelden
Hoe maak je een woordformule van een tabel