Je moet goed kunnen omgaan met getallen. Dat kunnenaantallenzijn ofmatenzoals tijd, geld, getallen op verpakkingen enzovoorts. Wat moet je hiervan kunnen?
Schattingen maken over hoeveelheden
Getallen tot en met miljarden kunnen schrijven en gebruiken. Je moet er ook berekeningen mee kunnen maken
Je moet getallen kunnen vergelijken (gehele getallen en decimale getallen). Je moet ze op volgorde kunnen zetten en op een schaal kunnen plaatsen. Je moet er natuurlijk ook sommen mee kunnen maken.
Je moet ook negatieve getallen kunnen ordenen en vergelijken. Je moet ook negatieve getallen kunnen optellen en aftrekken.
Je moet kunnen werken met breuken. Je moet breuken kunnen omzetten naar een decimaal getal en ook naar procenten en ook weer terug.
Je moet de afrondingsregels kennen en resultaten van berekeningen kunnen afronden
Je moet de rekenregels kennen en kunnen gebruiken.
Je moet MET de rekenmachine kunnen rekenen maar ook ZONDER rekenmachine.