Je kunt omgaan met tabellen, grafieken, formules en vuistregels. Je kunt de getallen uit verschillende soorten tabellen, diagrammen en grafieken analyseren en gebruiken. Je weet wat vuistregels zijn en je kent alledaagse formules die horen bij specifieke situaties en kan er eenvoudige berekeningen mee uitvoeren.
Je kunt gegevens overzichtelijk in een tabel weergeven;
eenvoudige regelmaat in een tabel herkennen en beschrijven in woorden en woordformules;
op een kritische manier diverse soorten diagrammen en grafieken lezen en interpreteren, en misleidende informatie herkennen;
het verloop van een grafiek beschrijven, interpreteren en het snijpunt van twee grafieken en van een grafiek met de coördinaatassen interpreteren.
betekenis beschrijven van variabelen in een (woord)formule
waarden in een formule of vuistregel invullen en de waarde van de ontbrekende variabele berekenen.