Elke school kent zijn eigen onderwijskundig concept dat leidt tot verschillen tussen scholen. Ondanks die verschillen zijn er in de dagelijkse organisatie van het leerproces veel overeenkomsten. Op basis van die overeenkomsten is deze overzichtsmatrix opgesteld. De overzichtsmatrix is opgebouwd uit twee elementen:
verticaal staan zes uitgangspunten, kenmerken van Onderwijsteams
horizontaal staan vijf niveaus waarop het uitgangspunt op school kan zijn gerealiseerd
Hieronder worden deze uitgangspunten en de vijf niveaus uitgewerkt.
Het experiment Onderwijsteams wordt gekenmerkt door zes uitgangspunten:
Gepersonaliseerd leren: Het aanbieden van leerstof zodanig dat het volledig is afgestemd op de leerling qua tempo, niveau, interesse, leerstijl. Leerstof gedifferentieerd aanbieden in tempo of niveau alleen is een eenvoudige vorm daarvan.
eDidactiek: Het kunnen toepassen van ICT in de les vraagt om meerdere vaardigheden waaronder het kunnen omgaan met de hard- en software en weten hoe je die hard- en software kunt inzetten om je didactiek te verrijken.
Leermiddelenbeleid: is het maken van weloverwogen keuzes voor de middelen die worden ingezet in het onderwijs, waarbij vastgesteld en vastgelegd wordt welke vakken met welk leermiddel werken en of die methode in boekvorm en/of digitaal wordt aangeboden. Ook wordt hierbij gekeken naar het kostenaspect.
Teamvorming: een samenwerkingsvorm waarin docenten samen met onderwijsondersteuners lessen verzorgen. Binnen het team zijn duidelijke afspraken over de verschillende rollen, wie waar verantwoordelijk voor is.
Functiedifferentiatie: De verschillen in functieniveaus (docenten 1e en 2e graads, OO’ers MBO en HBO) zijn beschreven in een functiewaarderingssysteem, maar worden ook gekoppeld aan de rollen, taken en verantwoordelijkheden binnen de teams.
Inzet OO: Onderwijsondersteuners kunnen op verschillende manieren worden ingezet: incidenteel of structureel, bij sommige vakken of breed in de school.
Een school kan zich voor elk van deze zes kenmerken positioneren op een schaal van 0 t/m 4:
0 = Men past dit uitgangspunt niet toe.
1 = Het uitgangspunt wordt deels toegepast. Bijvoorbeeld in een enkel geval, bij sommige lessen, …
2 = Het uitgangspunt wordt in zijn geheel toegepast, precies zoals het is beschreven.
3 = Het uitgangspunt wordt toegepast en men onderzoekt ook de sterke en zwakke kanten, wat wel en wat niet werkt.
4 = De school heeft naar aanleiding van ervaringen de toepassing van het uitgangspunt geanalyseerd en waar nodig aangepast en opnieuw ingericht.
In onderstaande afbeelding is dit in een matrix samengevoegd. Elk vakje geeft een korte beschrijving van het uitgangspunt van dat niveau. Door op een vakje te klikken kom je bij informatie i.c. kennisproducten die met dat vakje een relatie hebben.
(Tip: is de tabel niet helemaal zichtbaar, druk op <ctrl>-<-> om uit te zoomen, met <ctrl>-<0> krijgt u de normale zoom-instelling weer terug)