elementen

Mensen moeten eten, planten ook. Sommige voedingsstoffen heeft de mens in grote hoeveelheden nodig, andere in kleine hoeveelheden. Ook hier werkt dat bij planten precies hetzelfde.
Iemand die aan krachtsport doet, heeft een ander voedingspatroon en bouw, dan iemand die aan balletdansen doet.
Bij planten zie je ook dat een wilg een ander "eetpatroon" heeft dan een Rhododenderon.
 
Het grote verschil tussen mensen en planten is dat de mens een verteringssysteem in het lichaam heeft.
Als we een appel eten, gebeurt het volgende: De appel wordt door de tanden en kiezen vermalen, In het speeksel zitten ook stoffen die de appel oplossen. In de maag komt er zoutzuur bij de appel. Nadat de appelstukjes de maag verlaten komt er gal bij de piepkleine stukjes.In de darmen worden deze stukjes door aanwezige bacterien en schimmels (darmflora) tot celniveau verder afgebroken. De elementen kunnen nu worden opgenomen door het bloed. Vandaar gaan de elementen op transport naar waar het lichaam de bouwstof nodig heeft.
 
Planten hebben geen maag en darmen. In de natuur wordt een weggegooide appel door wormen, insecten en het bodemleven (schimmels en bacterien) afgebroken tot elementen.
Zulke kleine stukjes, dat de plant via de haarwortels (piepkleine witte wortels) de bouwstof kan opnemen.
 
Stikstof (afkorting in de scheikunde is N), Fosfor (P) en Kalium (K) heeft de plant het meest nodig.
We noemen dit de  hoofdelementen: N,P en K. Vergelijk het maar met een warme maaltijd.
 
Kalk (Ca), Magnesium Mg en Zwavel(S)  heeft de plant ook in grote hoeveelheden nodig.
Vergelijk het maar met brood en beleg of pap bij het ontbijt + lunch.
 
Ijzer, Zink en Koper zijn voorbeelden van sporenelementen.
De plant heeft ze in kleine hoeveelheden nodig. Denk aan fruit bij mensen.
We kunnen een tijdje zonder fruit maar als we lange tijd geen vitamines krijgen, worden we als mens ook ziek. (scheurbuik) Bij planten is dit ongeveer gelijk.