De druif kent 2 snoeibeurten.
Wintersnoei: De druif heeft last van bloeden en vorst, daarom niet te laat snoeien, dus uiterlijk half december.
Tijdens de wintersnoei verwijder je de zijtakken tot op de gesteltak.
Als je stukjes laat staat kunnen die explosie aan nieuwe scheuten vormen.
Zomersnoei bestaat uit terugsnoeien van lange scheuten, zodat de energie naar de vruchten gaat.
Bij meerdere trossen op 1 scheut, knip je iets na de 2e tros de scheut weg.
Later kun je de trossen meer licht geven door bladeren erboven weg te knippen.
Bij een slechte of zanderige grond is het goed om de druif extra water te geven tijdens het uitlopen van het blad. Deze korte periode duurt zo´n 7 tot 10 dagen.
Plagen/ziektes:
Spintmijt: zit aan de onderkant van het blad. zichtbaar door (rode) bobbeltjes.
Je kunt er tegen spuiten, maar ook daarmee lastig te bestrijden. De druif heeft er geen last van en is zonder spuiten gezond te eten.
Valse- en echte meeldauw: is een schimmel aan de onderkant van het blad. Ontstaat sneller bij vochtig, warme zomers en bij tocht.
Druiven kunnen verbranden, kleine druiven eerder, maar grotere ook. In de teelt spuiten ze fijngemalen witte klei over de druiven. Dit spoelt wel makkelijk af bij regen.
Rijpe vruchten zijn geliefd bij wespen. Op tijd oogsten dus!.