Vragen en opdrachten

1. Welke extra mogelijkheden hebben zaadbedrijven om op basis van de inwendige structuur een partij zaden te kunnen opwaarderen?
a. Kleine beschadigingen van de zaadhuid zijn te bekijken onder de microscoop
b. Met behulp van röntgen kan in het zaad worden gekeken, ook kan de hoeveelheid chlorofyl in het zaad worden bepaald
c. DNA-analyse geeft aan in welk ontwikkelingsstadium het zaad zich bevindt
d. Kiemtesten uitvoeren, waarbij gekeken wordt hoe de eerste kiemblaadjes zich ontwikkelen
 
2. Aan welke voorwaarden moet een partij zaden voldoen om te kunnen worden opgewaardeerd met behulp van röntgen? 
a. De zaden moeten voldoen aan bepaalde minimum maten, omdat het X-ray apparaat anders niet genoeg vergelijkingsmateriaal heeft
b. Omdat met straling wordt gewerkt, mag deze techniek alleen in de sierteelt worden toegepast
c. De ouderlijnen moeten bekend zijn
d. Het zaad moet zijn geprimed en de zaadhuid liefst doorschijnend
 
3. Wat is de relatie tussen de hoeveelheid chlorofyl in zaad en het rijpheidsstadium van het zaad?
a. Hoe rijper het zaad, hoe minder chlorofyl in het zaad
b. Hoe ouder het zaad, hoe minder kiemkrachitg het zaad
c. Hoe meer chloropfyl in het zaad, hoe langer de houdbaarheid is van het zaad
d. Hoe rijper het zaad, hoe meer chlorofyl in het zaad
 
4a. Welke techniek kun je gebruiken om rijp en onrijp zaad van elkaar te scheiden? 
4b. Waarom zou een zaadbedrijf willen sorteren op bladgroen in het zaad?
4c. Waarom  wordt deze techniek altijd toegepast?
 
5. Embryoanalyse is alleen mogelijk
a. bij rijp zaad
b. bij zaad dat geprimed is
c. bij zaad met een hoge kiemkracht
d. nadat het zaad volledig gekiemd is.
 
6. Bij het primen van zaad wordt het zaad
a. gefermenteerd
b. gedesinfecteerd
c. geschoond en gesorteerd
d. in de eerste fase van kieming gebracht
 
7. Hoeveel %  van een partij op het veld geoogst zaad zal na verschillende behandelingen (schonen en sorteren) uiteindelijk overblijven?
a. 25%
b. 50%
c. 80%
d. 90%
 
8. Geef voorbeelden van schadelijke en onschadelijke onzuiverheid
 
9. Kiemtesten moeten voldoen aan de ISTA normering. Wat is de betekenis van deze afkorting?
 
10. Geef aan of onderstaande bewering juist  of onjuist is.
a. Kiemtesten moeten worden uitgevoerd door de NAK
b. Op een thermogradienttafel kan de relatie tussen kieming en temperatuur bepaald worden
c. Bij kiemproeven wordt vooral gekeken naar de kwaliteit van de zaadlobben
d. Kiemtesten moeten worden uitgevoerd op vochtig gedesinfecteerd filterpapier
e. Slazaad kiemt het beste bij 20-24 oC
f. De Toets Bruikbare Planten is opgesteld door de NAK
 
11. Wat is het nut van groen licht in een klimaatcel?
a. onrijpe zaden (met chlorophyl) kiemen dan beter.
b. Deze lichtkleur is noodzakelijk voor kieming
c. Bij deze kleur kunnen medewerkers genoeg zien om te werken
d. De kiemkracht van rijpe zaden is dan hoger.