Zet vangstroken uit

Om de tekendichtheid per vierkante meter goed te kunnen bepalen, is het belangrijk om te weten over welke afstand het tekendoek over de vegetatie gesleept wordt. Iedere vangstrook is vijftig meter lang. Zie onderstaande voor het ontwerp van de vangstroken.

  1. Stop je broek in je sokken voordat je de vangstrook uit gaat zetten.
  2. Markeer het begin van de vangstrook met een klein paaltje en schrijf het nummer van de vangstrook op het paaltje.
  3. Noteer de GPS-coördinaten van het beginpunt zodat het later terug te vinden is.
  4. Rol het vijftig meter lange touw in een zo recht mogelijke lijn uit.
  5. Halverwege het touw zit een vlaggetje. Sla hier het tweede paaltje in de grond. Op dit punt kun je, indien nodig, een bocht maken waarna je de volgende 25 meter in een rechte lijn aflegt.
  6. Sla aan het einde van het touw het derde paaltje in de grond.
  7. Controleer je broek en sokken na het lopen van de vijftig meter op teken en verwijder de teken die je aantreft. Deze teken tellen niet mee in de vangsten die je hierna gaat uitvoeren.

Ontwerp van de tekenvangstrook. De gestippelde pijlen geven aan waar je het tekendoek langs moet slepen.

Het vangen van teken op de vangstrook

  1. Leg het tekenvangdoek met de gladde kant naar beneden links van het begin van het  touw. Zorg dat het doek netjes uitgespreid op de bodem komt.
  2. Pak het touw vast en sleep het doek voorzichtig lopend achter je aan over een traject van 25 meter (zie Figuur 1). Zorg dat de PVC buis zo dicht mogelijk bij de grond blijft. Waar nodig loop je om bomen of struikjes heen, maar probeer in een zo recht mogelijke lijn langs het touw te lopen. Als het tekendoek achter een tak blijft haken maak je hem voorzichtig los en vervolg je de route.
  3. Na de eerste 25 meter keer je het doek naar opzij om (teken zitten aan de onderkant van het doek). Controleer eerst je eigen broek en sokken op teken. Verwijder eventuele teken, deze teken tellen niet mee bij de totale vangst. Controleer nu het doek op teken.
  4. Controleer eerst de randen van het doek zodat teken niet van het doek afwandelen voor je ze geteld hebt. Zorg dat je bij het controleren goed dicht bij het doek komt om de teken goed te kunnen zien. De larfjes zijn echt heel erg klein!
  5. Tel alle teken per stadium (larven, nimfen, volwassen mannetjes en volwassen vrouwtjes) en vul de aantallen in op het invulformulier (Pagina 10).
  6. Verzamel en tel eerst volwassen teken, daarna de nimfen en tenslotte de larfjes door ze met een pincet één voor één in een plastic buisje met alcohol te stoppen. Zet met een pen je groepsnummer, het trajectnummer en de datum op het buisje.
  7. Zorg dat alle teken van het doek zijn voor je verder gaat.
  8. Leg het doek weer terug waar je gestopt was en sleep het verder naar het paaltje aan het einde van het touw (vijftig meter). Daar kun je het doek voor de tweede keer controleren.
  9. Vanaf het einde kun je omkeren, en langs de andere kant van het touw terugslepen naar het 25 meter markeerpunt (het doek voor de derde keer controleren en teken tellen en verzamelen). Vervolgens sleep je langs het touw verder naar het beginpunt (voor de laatste, vierde keer het doek controleren en teken tellen en verzamelen). Na elke 25 meter controleer je je broek en sokken op teken.

!! Zorg dat je de teken goed kunt herkennen. Bekijk voor het tekenvangen de verschillende levensstadia op het demoblaadje. Een ezelsbruggetje is dat je teken bijna niet plat kunt drukken. Andere kleine beestjes, zoals spinnen en kevertjes, gaan kapot als je er met je vinger over wrijft. De teken kruipen langzaam over het doek en kunnen niet springen. Laat je docent eventueel meekijken ter controle. Zie onderstaande figuur voor een foto van teken op het doek.

De nimfen op het onderstaande witte doek zijn ongeveer op ware grootte. Heel klein dus! (foto: Clusius college)

Het meten van het "tekenklimaat"

  1. Leg zodra je bij het 25 meter punt aankomt de draagbare temperatuur en luchtvochtigheidsmeter op de bosgrond. Zorg dat er geen directe zonnestralen op de meter schijnen. Wacht een minuut en lees dan de waarde af. Noteer de waardes voor luchtvochtigheid (in procenten) en temperatuur (in graden Celsius (°C)) op het formulier.
  2. Meet ook de temperatuur en luchtvochtigheid op ongeveer een meter hoogte. Wacht een minuut en lees dan de waarde af. Noteer ook deze waardes.