Opdracht 4: Oefenen met tekentrekken

Prik verschillende spelden van verschillende groottes in het sponsje. Bekijk nu de "tekentrekkers" en lees de handleiding. Probeer alle tekentrekkers door de spelden ermee uit de spons te trekken. Geef daarna antwoord op de vragen:

  1. Welke tekentrekker vind je het beste werken?
  2. Wat is het nadeel van een tekenkaart met een gleufje?
  3. Wat is het nadeel van een pincet met een platte kop?
  4. Welke methode vind jij het prettigst werken?

De steeksnuit van de teek, met weerhaken en “tanden”. Alleen het gekartelde stuk gaat in de huid, zie stippellijn. (Figuur: Fedor Gassner)