theorie hoogte meten

 

 

 

 

 

 

 

De Rij:

Kleine stukjes kun je met een waterpas met een rijlat (een lange, rechte balk of lat) het hoogteverschil in een terrein opmeten.

In kleine tuinen wordt deze methode wel toegepast.

 

waterpastoestel + baak:

Een waterpastoestel zet je op een statief. Met een luchtbel zet je het toestel geheel waterpas.

Met een afleesstok of baak kun je nu aflezen wat het hoogteverschil is.

Dit is wat je ziet als je door het waterpastoestel naar de baak kijkt:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voordelen van een baak zijn:

1. Je kunt heel nauwkeurig hoogteverschillen meten.

2. Je kunt grote hoogteverschillen inmeten.

Nadelen zijn:

1. Je moet een terrein met 2 personen inmeten

2. Als iemand tegen het statief stoot, moet je het waterpastoestel weer opnieuw

vlak stellen. Doe je dit niet, dan krijg je grote afwijkingen.

3. Een hogere waarde die je afleest op de baak, betekent dat het terrein op die plek lager is.

 

Hieronder een waterpas met laser. Deze toestellen stellen zich automatisch waterpas.

Je kunt alleen een terrein opmeten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

GPS

 

Met een GPS kun je ook hoogtes meten.

Het basisstation legt contact met satellieten. Op die manier kun je exaxt bepalen waar je bent.

Dus op welke plek, maar ook de hoogte. Oftewel de X, Y en Z coordinaten.

De persoon die gaat meten, heeft een mobiele ontvanger.

Gegevens worden in een kastje opgeslagen. Deze kun je op een computer uitlezen.

Omgekeerd kan ook. Via een computer geef je aan waar en op welke hoogte iets moet worden uitgezet.

De persoon die gaat uitzetten, krijgt te zien waar en op welke hoogte de piketten worden geplaatst.