•De plant moet goed e n diep kunnen wortelen. Er mogen daarom geen storende lagen in de grond zijn.
•De grond moet een goede struktuur hebben. (Moet goed waterdoorlatend zijn)
•De grond moet een goede zuurgraad (Ph) hebben.
•Er moet genoeg voeding in de grond zitten. (bemesting)
•Er moet genoeg organische stof / humus(zeersterk verteerde plantenresten) in de grond zitten. Humus zorgt er voor dat de grond beter vocht en voeding vasthoudt. Ook verbetert het de structuur van de grond en is het goed voor het bodemleven.
•Aanwezigheid van bodemleven. Het bodemleven zet organische stof om in voor de plant opneembare delen. Bij mensen zorgt darmflora er voor dat stoffen in ons bloed kunnen worden opgenomen. Zonder darmflora is dat niet mogelijk. Zonder bodemleven kan een plant geen voeding opnemen.......
•Houdt de grond water en voeding vast? (Adsorptievermogen grond.)
•Er mogen geen schadelijke stoffen in de grond zitten.(zout, rioolslib, resten bestrijdingsmiddelen)
Op het plaatje rechts zie je het effect van zoutschade. De rij planten die het dichtste bij de weg stond kreeg zout in de winter tijdens het zoutstrooien. In het voorjaar zorgde het zout er voor dat water uit de plant werd getrokken. Hierdoor gingen de planten dood. Maar weinig planten kunnen tegen zout.
Hierboven staan een heleboel regels waaraan goede grond moet voldoen.
Maar kijk naar het plaatje met de plant die op de muur groeit en bekijk
of de grond voldoet aan de eisen. Waarom groeit hier toch een plant?