We kennen 3 soorten verhardingen:
1. gesloten verharding. Water kan niet door het materiaal heen dringen.
Voorbeelden zijn asfalt en beton.
2. Open verhardingen.
Water kan tussen de tegels of stenen doorlopen in de ondergrond.
Voorbeelden: stoeptegels, grindtegels, klinkers
3. Halfverhardingen.
Voorbeelden: grind, boomschors, gebroken puin, schelpen.
Water kan ook hier door de materialen zakken.
Deze matrerialen worden veel gebruikt bij paden waarop regelmatig gelopen wordt.
We kijken nu naar de open verhardingen.
Heel veel gebruikt worden betonklinkers. Je kunt ze in verschillende maten kopen.
Voorbeelden:
1. Waaltje (5 x 20 cm)
2. Rijnformaat (5 x 15 cm)
3, Dikformaat (6,5 x 20 cm)
4. BKK. (10,5 x 21 cm)
5. Stoeptegel (30 x 30 cm)
Elke betonsteen heeft een bovenkant en een onderkant.
Boven zitten aan de zijkanten sleufjes. De onderkant is recht. Zie afbeelding.
De reden: Overtollig water kan sneller afgevoerd worden.
Betonstenen zijn maatvast.
Vroeger werden stenen gebakken.
Klei werd in een vorm gedrukt, daarna in een oven gebakken. De steenfabrieken zie je daarom vaak in de buurt van een rivier.
Nadeel van gebakken stenen is dat ze krom kunnen trekken tijdens het bsakproces. Ook zijn ze niet altijd even groot.
Voordeel is dat de steen zijn kleur behoudt. Kromme stenen zijn moeilijk tre leggen, maar hebben een hoge sierwaarde.