Groepsgesprek: Dierlijk eten

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen weten dat er in Nederland veel dieren worden gehouden om eten te produceren en kunnen uitleggen waarom het belangrijk is goed voor de dieren te zorgen
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • Computers met internet

 

Uitvoering

Maak twee kolommen op het boord: "dierlijk" en "plantaardig". Vraag de kinderen wat ze vandaag hebben gegeten. Verdeel dit onder in de kolommen. Weten ze van alle producten of het dierlijk of plantaardig is?

Laat de leerlingen de test "Hoeveel mest produceer jij?" maken. Bespreek daarna klassikaal het resultaat van de test: Zijn er veel/weinig dieren nodig om ons voedsel te maken? Waar leven die dieren? Wie zorgt er voor die dieren? Moeten we de dieren zo goed mogelijk of zo goedkoop mogelijk houden? Wie vindt dat je dieren mag gebruiken en dat je er alles mee mag doen? Wie vindt dat je dieren goed moet verzorgen als je ze gebruikt voor eten? Wie vindt dat je dieren helemaal niet mag gebruiken voor eten?  Geef alle ruimte aan de verschillende meningen.

Wanneer zorg je goed voor een dier? Dan moet je weten wat een dier nodig heeft. Maar wat heeft een dier nodig? Laat de kinderen deze vraag in groepjes bespreken. Maak hierna een inventarisatie. Waarschijnlijk geven de kinderen antwoorden die je kunt groeperen in de volgende categorieën:

  1. Eten en drinken
  2. Een goede omgeving: een goed hok of fijne stal
  3. Niet ziek of gewond zijn / gezond zijn
  4. Niet bang of gestresst zijn / blij zijn
  5. Kunnen doen wat het dier wil / zich gedragen zoals bij dat dier hoort

Bovenstaande punten worden ook wel de "Vijf vrijheden van het dier" genoemd. Als een dier dit heeft, is hij gelukkig.

Hoe kun je weten wanneer dieren en goed welzijn hebben? Daarvoor moet je wat van dieren afweten. Elk dier is anders. Een vogel is bijvoorbeeld niet hetzelfde als een vis. Ze hebben een andere omgeving nodig, ander voer en een andere verzorging.

 

Vogels en vissen

Soms zijn er ook verschillen tussen de zelfde soort dieren. Een Nederlands landvarken is bijvoorbeeld heel anders dan een Hongaars Wolvarken. De kinderen kunnen zich vast wel voorstellen dat het wolvarken het sneller warm heeft. Ze hebben dus niet dezelfde temperatuur nodig, ook al zijn het allebei varkens.

 

Varkens

Conclusie: om te weten hoe je goed voor een dier moet zorgen, is het belangrijk dat je genoeg over het dier weet.

Dit was een introductieles dierenwelzijn voor groep 7/8. Willen de leerlingen meer weten over specifieke voedselproducerende dieren? Ga dan naar Dierenwelzijnslessen voor groep 7/8.

 

Aansluitende Smaaklessen
Groep 7 Groep 8

3. Stap voor stap naar sinaasappelsap

4. Het appeldebat

3. Fair Trade

4. Proefjes met toevoegingen

Klik hier voor alle Smaaklessen »