vaccinatieprogramma

Rijksvaccinatieprogramma

Het programma

 

De twaalf infectieziekten waartegen wordt ingeënt waren vroeger belangrijke doodsoorzaken bij kinderen. Dankzij vaccinatie komen deze infectieziekten in Nederland niet of nauwelijks meer voor. De Nederlandse overheid is van mening dat vaccinatie het beste en betrouwbaarste middel is om kinderen te beschermen tegen de gevolgen van deze infectieziekten. Daarom heeft ze in 1957 het Rijksvaccinatieprogramma ingesteld.
Binnen het programma krijgen kinderen prikken tegen een 12 infectieziekten. Kinderen worden ingeënt op de leeftijd van 0 tot 14 maanden en als ze 4 en 9 jaar oud zijn. Meisjes worden daarnaast ingeënt in het jaar dat ze 13 jaar worden.

Geen kosten voor ouders

Ouders hoeven niets te betalen voor vaccinaties in het Rijksvaccinatieprogramma. De kosten worden betaald uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
Voorwaarde is dat het consultatiebureau of de GGD de vaccinaties uitvoert met de officiële vaccins in een bepaald vaccinatieschema. Er is geen andere voorwaarde. Zo is een lidmaatschap van een thuiszorgorganisatie niet nodig.

Andere vaccinaties

Buiten het Rijksvaccinatieprogramma kan er in Nederland worden ingeënt tegen andere infectieziekten zoals buiktyfus, cholera, gele koorts, hepatitis A, hondsdolheid (rabiës), influenza (‘griep’), Japanse encefalitis, rotavirusinfecties, tekenencefalitis, tuberculose en waterpokken.

Deze vaccinaties zijn vaak bedoeld voor mensen die naar een land reizen, die bepaalde (chronische) aandoeningen hebben of in verband met hun beroep.

Advies over reizigersvaccinaties is te krijgen bij het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering en de GGD. Bij patiënten met bepaalde aandoeningen zal de behandelend arts adviseren. Vaccinaties bij risicovolle beroepen worden door Arbo-diensten uitgevoerd. Reizigersvaccinaties zijn niet gratis, maar worden soms door de ziektekostenverzekering vergoed.

 

De ziekten

 

Het Rijksvaccinatieprogramma beschermt kinderen tegen 12 ernstige infectieziekten: difterie, kinkhoest, tetanus, polio, bof, mazelen, rodehond, hib-ziekten, pneumokokken, meningokokken C, hepatitis B en baarmoederhalskanker (HPV).

 

De ziekten waartegen het Rijksvaccinatieprogramma beschermt, vormden vroeger een groot probleem voor de volksgezondheid. Na het invoeren van het programma zijn veel van die ziekten helemaal of bijna helemaal verdwenen. Daardoor zouden we bijna vergeten hoe ernstig ze zijn en hoeveel leed vaccinatie voorkomt.
Inenten blijft nodig om ervoor te zorgen dat deze gevaarlijke ziekten niet terugkomen. Wordt een kind dat is ingeënt toch ziek, dan verloopt de ziekte minder ernstig.