Rijksvaccinatieprogramma
De twaalf infectieziekten waartegen wordt ingeënt waren vroeger belangrijke doodsoorzaken bij kinderen. Dankzij vaccinatie komen deze infectieziekten in Nederland niet of nauwelijks meer voor. Kinderen krijgen prikken tegen 12 infectieziekten.
Kinderen worden ingeënt op de leeftijd van 0 tot 14 maanden en als ze 4 en 9 jaar oud zijn. Meisjes worden daarnaast ingeënt in het jaar dat ze 13 jaar worden.
Ouders hoeven niets te betalen voor vaccinaties in het Rijksvaccinatieprogramma.
Buiten het Rijksvaccinatieprogramma kan er in Nederland worden ingeënt tegen andere infectieziekten zoals buiktyfus, cholera, gele koorts, hepatitis A, hondsdolheid (rabiës), influenza (‘griep’), Japanse encefalitis, rotavirusinfecties, tekenencefalitis, tuberculose en waterpokken.
Deze vaccinaties zijn vaak bedoeld voor mensen die naar een land reizen, die bepaalde (chronische) aandoeningen hebben of in verband met hun beroep.
Het Rijksvaccinatieprogramma beschermt kinderen tegen 12 ernstige infectieziekten: difterie, kinkhoest, tetanus, polio, bof, mazelen, rodehond, hib-ziekten, pneumokokken, meningokokken C, hepatitis B en baarmoederhalskanker (HPV).
De ziekten waartegen het Rijksvaccinatieprogramma beschermt, vormden vroeger een groot probleem voor de volksgezondheid. Na het invoeren van het programma zijn veel van die ziekten helemaal of bijna helemaal verdwenen. .