Vegetatief vermeerderde gewassen zijn de gewassen die niet door middel van bloemen en zaden worden vermeerderd, maar door middel van bijvoorbeeld stekken, knollen, bollen of weefselkweek. Deze techniek noemt men vegetatieve vermeerdering, of klonen. De genetisch identieke planten die zo ontstaan, noemt men een kloon. Voorbeelden van vegetatief vermeerderde gewassen zijn: aardappel, chrysant en Phalaenopsis.
De aardappel wordt vermeerderd door knollen (pootaardappelen) te poten. De chrysant wordt vermeerderd met stekken. De Phalaenopsis wordt in het laboratorium door middel van weefselkweek vermeerderd. Eigenlijk is weefselkweek ook een vorm van stekken, maar dan in het laboratorium in plaats van in de kas. Bij veel bolgewassen gebruikt men de bollen die gevormd worden, als uitgangsmateriaal.
Vegetatieve vermeerdering komt in de praktijk regelmatig voor. Het kan een handige manier zijn om snel aan een groot aantal identieke planten te komen. De aardappel wordt vermeerderd met de knollen die de plant produceert. Behalve dat de planten allemaal meteen genetisch identiek zijn, maken ze ook een vliegende start. Een knol bevat immers veel meer reservevoedsel dan een zaadje. Er ontstaat dus snel een grote plant. Een gezaaide aardappel kan in één seizoen geen behoorlijke knollen vormen.