uitbreiding Kiesrecht

Uitbreiding van het kiesrecht

De Tweede Kamer

Rond 1880 betaalde 12% van de mannen genoeg belasting om te mogen stemmen. Dus ongeveer 1 op de 8 mannen had stemrecht. Veel Nederlanders waren hier ontevreden over. Ook zij wilden kunnen stemmen. Daarom eisten zij uitbreiding van het kiesrecht.

Eerste uitbreiding

In 1887 werd het kiesrecht weer uitgebreid. Een kwart (25%) van de mannen mocht nu stemmen. En bij verkiezingen behaalden de socialisten voor het eerst een zetel in de Tweede Kamer. Maar vooral de confessionelen (de ARP en de RKSP) profiteerden van de uitbreiding van het kiesrecht. De 2 partijen hadden samen een meerderheid in de Tweede Kamer en zij konden nu ook de regering vormen.

Tweede uitbreiding

In 1895 werd het kiesrecht opnieuw uitgebreid. Nu kreeg ongeveer 50% van de mannelijke bevolking stemrecht. Bij de verkiezingen van 1913 kregen de confessionelen 45 zetels, de liberalen 17 en de socialisten 18 zetels. Geen enkele partij had de meerderheid. De Tweede Kamer had toen nog 100 zetels.

Eindelijk invloed

Door de uitbreiding van het kiesrecht hadden de ARP en de RKSP (de confessionelen) en de SDAP (de socialisten) eindelijk genoeg zetels in de Tweede Kamer. Zij hadden nu invloed op het bestuur en konden hun ideeën verder uitbouwen.

Nu konden ze aan de slag met 2 punten:
• Het openbaar onderwijs kreeg wel voldoende geld om scholen te stichten en leerkrachten te betalen. Dat wilde het bijzonder onderwijs ook: gelijke behandeling openbaar en bijzonder onderwijs.
• Uitbreiding van het kiesrecht: algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen.