Blijft er nu nog een zinsdeel over, dan is dit een bijwoordelijke bepaling.
Een bijwoordelijke bepaling geeft aan: waar, wanneer of hoe.
Het begint vaak, maar niet altijd, met een voorzetsel.
Niet, wel, nooit, altijd, toch en ook zijn ook bijwoordelijke bepalingen.
Vb. Hij gaat altijd op woensdag op de fiets naar de voetbaltraining.
Persoonsvorm = gaat
Zinsdelen: Hij | gaat | altijd | op woensdag | op de fiets |naar de voetbaltraining.
Onderwerp = Hij
Bijwoordelijke bepaling = altijd
Bijwoordelijke bepaling = op woensdag ( wanneer )
Bijwoordelijke bepaling = op de fiets ( hoe )
Bijwoordelijke bepaling = naar de voetbaltraining ( waar )
Bron: www.cambiumned.nl
Bron: www.cambiumned.nl
Bron: www.cambiumned.nl