Precisie en nauwkeurigheid

Als we een meting doen in het laboratorium willen we weten hoe goed de meting is. Daarbij moeten we het onderscheid maken tussen precisie en nauwkeurigheid:

Vooral na een eerste keer is het altijd moeilijk om te bepalen of de meting nauwkeurig is. Aan de andere kant is het vaak gemakkelijk om erachter te komen of onze metingen precies zijn, namelijk door de meting een aantal malen te herhalen. Het rekenkundig gemiddelde van deze waarnemingen zal dan gelijk zijn aan de werkelijke waarde (als we tenminste geen systematische fout maken). Een aanwijzing voor de precisie van een meting is het aantal significante cijfers in een gemeten getal.

Voorbeeld
Spreiding in een groep van metingen van dezelfde grootheid.


Meetserie A heeft een kleine spreiding. Er is bij deze serie wel een systematische fout gemaakt, waardoor alle metingen een te lage waarde geven. Meetserie B is minder precies, heeft een grotere spreiding. De systematische fout in serie B is echter kleiner, omdat de gemiddelde meetwaarde dichter bij de juiste waarde ligt. Serie B is dus nauwkeuriger.

 

Leerlingen verwarren vaak precisie met nauwkeurigheid.

Aan de hand van onderstaande voorbeelden kun je zien wat het verschil is.

 
Samengevat
 
Nauwkeurigheid betekent dat een meting dicht bij de geaccepteerde waarde ligt. Precisie betekent dat we consistente resultaten krijgen. Een meting kan heel precies onnauwkeurig zijn!