Hoe breng je iets in beeld?

Om een film te maken moet je dingen die je met woorden zegt in beelden duidelijk maken. Hieronder vind je informatie over wat beeld kan 'zeggen'.

 

Perspectief: Waar staat de camera?

Het perspectief is het punt waaruit de camera filmt.

Laag: als de camera schuin omhoog filmt of fotografeert en het 'cameraoog' omhoog kijkt, lijkt alles en iedereen groot en overweldigend. Dit heet een kikvorsperspectief.

Hoog: als je op iets neerkijkt lijkt het kleiner en minder indrukwekkend. Maar het kan een situatie ook overzichtelijk maken (bijvoorbeeld bij een doolhof). Dit heet een vogelperspectief.

Op ooghoogte: aan dit perspectief is iedereen gewend omdat je in het echte leven ook zo kijkt. Het beeld is dus neutraal.

 

Kadrering: Waar komt het in beeld?

Een kader is een soort lijstje om de werkelijkheid. Een maker probeert met kadreren zo goed mogelijk te laten zien waar het om gaat. Alles wat afleidt wordt weggelaten.

Midden of zijkant: of een onderwerp in het midden, links of rechts in beeld staat is afhankelijk van wat het beeld moet vertellen. Als iemand ergens naartoe fietst, wordt dat duidelijker als je vóór het personage ruimte openlaat. Is hij er al langs gefietst, dan kun je achter hem ruimte open laten.

 

Close-up: hierbij is iets of iemand van heel dichtbij gefilmd. Hierdoor is dus goed te zien wat een persoon denkt of welke emoties hij / zij voelt. Een close-up van een voorwerp vestigt de aandacht op bepaalde details. Deze techniek komt veel voor in soaps en speelfilms
om de betrokkenheid van de kijker te vergroten. De kijker kan alles goed zien: iemand die ergens heel erg van schrikt, iets steelt, of een beest dat opeens verschijnt.

 

Totaalshot: hier is alles in beeld, je kunt de hele situatie overzien.

 

Medium shot: dit zit tussen een close-up en een totaalshot in.