Kalenders

 

Al heel lang geleden merken de mensen dat gebeurtenissen in de natuur zich steeds herhalen; men onderscheidt seizoenen die met een vaste regelmaat terugkomen: lente – zomer – herfst – winter – lente – zomer – herfst – winter.


De tijd die bijvoorbeeld tussen het begin van de lente en het begin van de volgende lente zit, noemt men een jaar. Uit de bewegingen van de aarde, zon en maan kan men afleiden hoelang een jaar ongeveer duurt.

Van links naar rechts:

nieuwe maan, eerste kwartier,

volle maan en laatste kwartier.

 

De eerste kalenders zijn op de bewegingen van de maan gebaseerd. Aan de hemel ziet men nieuwe maan, eerste kwartier, volle maan en laatste kwartier. Meestal was er een priester die uitkeek naar het eerste zichtbare teken van de nieuwe maan. Zodra die zichtbaar was, kondigde hij de nieuwe maan aan.

De maan

 

Een maand was steeds 29 of 30 dagen. Men ontdekt dat ieder seizoen na ongeveer 12 maanden van 29 of 30 dagen terugkomt. En jaar dat op waarnemingen van de maan gebaseerd is duurt dan (12 x 29½ =) 354 dagen. Al snel merkt men echter dat een maanjaar niet klopt. De seizoenen blijven steeds met ongeveer een halve maand (11 dagen) verschuiven. Om de twee of drie jaar moet men een ‘schrikkelmaand’ invoeren om de kalender kloppend te krijgen = gelijk te laten lopen met een zonnejaar van 365 dagen.

 

De islamitische kalender is nog steeds gebaseerd op een maanjaar. Belangrijke religieuze feesten (zoals de vastenmaand Ramadan, waarbij men tussen zonsopgang en zonsondergang niet mag eten) verschuiven in onze kalender dan ook elk jaar elf dagen naar voren.

 

Overal in de wereld gebruikt men verschillende manieren om het zonnejaar van 365 dagen in te delen.

Op de foto rechts zie je de namen en afbeeldingen van de Maya's bij de 18 maanden (van Pop t/m Cumku) en Uayeb, de 5 restdagen.


De Maya's