Gregoriaanse kalender

Een jaar is de tijd die de aarde nodig heeft om rond de zon te draaien. In de oudheid berekende men al dat die tijd 365,25 dagen is. Maar dat is niet helemaal correct. De tijd die de aarde nodig heeft om de zon te draaien is 365 dagen, 5 uren, 48 minuten en 45,1814 seconden. We weten dat zo precies omdat we dat tegenwoordig met atoomklokken kunnen meten.

 

Als we ons niets aantrekken van het verschil tussen een kalenderjaar (365 dagen) en een zonnejaar (365 dagen, 5 uren, 48 minuten,  45 seconden) komen we na 4 jaar bijna een dag tekort.


Om dat op te lossen krijgt ieder vierde jaar (ieder jaartal dat deelbaar is door 4) er in februari een dag bij. Maar een zonnejaar is 11 minuten en bijna 15 seconden korter. Dat lijkt heel weinig, maar in 128 jaar  verlies je zo één dag.


 

In 1580, meer dan 1600 jaar na de invoering van de Juliaanse kalender, zit de kalender er dan ook 10 dagen naast. Paus Gregorius XIII is hier erg bezorgd over. Hij kan steeds moeilijker de datum van Pasen uitrekenen. Pasen (de eerste zondag na de volle maan na het begin van de lente) komt steeds dichter bij Kerstmis (25 december) te liggen.

 

Gregorius brengt opnieuw wijzingen aan in de kalender. Voortaan is niet 1 maart de eerste dag van het jaar, maar 1 januari. De naamloze dag tussen 23 en 24 februari in een schrikkeljaar schuift op en komt na 28 februari te liggen en heet voortaan 29 februari.

 

 

De belangrijkste wijziging is echter wel dat Gregrorius twee nieuwe regels invoert om een schrikkeljaar te bepalen. We hadden er al een:

 

Nieuw zijn de regels:


Onder de Juliaanse kalender waren de jaren 4, 8, 12 enz. uiteraard schrikkeljaren, maar ook 1700, 1800 en 1900. Bij de nieuwe Gregoriaanse kalender zijn 1700, 1800 en 1900, maar ook 2100 géén schrikkeljaren, maar 1600 en 2000 wel. Met de nieuwe regels zal het goed gaan tot ongeveer het jaar 5000. Dan moet er weer een wijziging komen.

 

Kort samengevat:


Wie op 29 februari geboren is, heeft dat –naast zijn of haar vader en moeder- ook te danken aan Julius Caesar en Paus Gegrorius XIII.