Juliaanse kalender

Julius Caesar constateert dat de oude Romeinse kalender een rommeltje is geworden. Hij geeft de Griekse astronoom Sosigenes opdracht een nieuwe kalender te ontwikkelen. Die voegt twee maanden aan de kalender toe:

 

De Juliaanse kalender wordt op 45 v. Chr. Ingevoerd.  De Juliaanse kalender heeft 365 of eens per vier jaar 366 dagen (de astronomen weten intussen dat een zonnejaar onge­veer 365,25 dagen duurt). Er zijn zes maanden van 31 dagen, vijf maanden van 30 dagen en één maand van 29 of 30 dagen (februari).

 

De 7e maand vernoemt Caesar naar zichzelf: julius (juli).

 

 

Zijn opvolger Augustus wil niet achter­blijven en vernoemt de 8e maand ook naar zichzelf: augustus. Omdat juli 31 dagen heeft, moet augustus (dat onder Julius tot dan toe 30 dagen heeft) ook 31 dagen krijgen. Keizer Augustus pakt die ene extra dag af van februari dat voortaan nog maar 28 of 29 dagen heeft.

 

De maand februari krijgt om de vier jaar tussen 23 en 24 februari een extra dag die geen eigen naam krijgt, zodat 28 februari altijd de laatste dag blijft.