2. Helden toen en nu

2.1

Kies 1 van de helden uit die genoemd worden in de theorie: Babe Ruth, Pelé, Jesse Owens of Hans Günter Winkler. Teken jouw gekozen held waarin deze zijn sport uitoefent waardoor hij een sportheld is geworden.


2.2

Heb jij een held of meerdere helden? Zo ja, wie en waarom. Zo nee, wie zou jouw held kúnnen zijn?


2.3

Heb je zelf iets gedaan waarop je nog steeds trots bent? Dit kan van alles zijn! Schrijf daar een kort verhaal over. Vertel daarbij waarom anderen je daarom een held zouden kunnen noemen. Mocht je niets kunnen bedenken, schrijf dan een verhaal over een heldendaad van jou die áls je dat zóu hebben gedaan, je zeker een held genoemd zou kunnen worden. Je verhaal moet minimaal 500 woorden bevatten.