Opdrachten §2

In §2 en 3 van het lesboek (buiteNLand) wordt al iets gezegd over een bevolkingsgrafiek. In zo’n grafiek kun je, volgens het lesboek, de samenstelling van de bevolking van een land aflezen. Deze uitleg is vrij beknopt. In deze module gaan we wat uitgebreider in op deze bevolkingsgrafieken. Bewaar dit stencil goed, want de tekst + vragen komen ook aan de orde in het Proefwerk van hoofdstuk 4.

 

1. - Wat is een bevolkingsgrafiek?  

                            

Een bevolkingsgrafiek is een grafiek die de leeftijdsopbouw van de bevolking weergeeft. De grafiek is opgebouwd uit een aantal liggende staven (zie figuur 1).  Elke staaf stelt een leeftijdsgroep voor, bijv. de groep van 0 tot 4 jaar, of de groep van 45 tot 49 jaar. Verder wordt er een onderverdeling gemaakt tussen mannen en vrouwen. In figuur 1 zie je links de samenstelling van de mannelijke bevolking en rechts de samenstelling van de vrouwelijke bevolking.

Hiernaast zijn de leeftijdsgroepen aangegeven in procenten van de totale bevolking. Je kunt in plaats van procenten ook absolute getallen gebruiken. Het werken met procenten verdient echter de voorkeur omdat je dan beter bevolkingsgrafieken uit verschillende jaren of uit verschillende landen met elkaar kunt vergelijken. Veranderingen in de leeftijdsopbouw van de bevolking zijn met een procentuele verdeling direct af te lezen.

Figuur 1. Bevolkingsgrafiek van land A.

 

Opdracht

1a. Bekijk figuur 1. Hoeveel % van de vrouwen in land A bevindt zich in de leeftijdsgroep van 30-34 jaar?

 

b. Gebruik nogmaals figuur 1. Hoeveel % van de mannen zit in de leeftijdsgroep 20-24 jaar?

 

c. Zal figuur 1 een bevolkingsgrafiek zijn van een rijk land of van een arm land? Verklaar tevens je antwoord.

 

2. – Het maken van een bevolkingsgrafiek

 

Het is eigenlijk helemaal niet moeilijk om zelf een bevolkingsgrafiek te maken. Ten eerste teken je onderaan een horizontale lijn van procenten (%). Zowel links en rechts loopt het aantal procenten door t/m 9%.  Vervolgens teken je een verticale as met de leeftijdsgroepen. Je begint bij 0-4 en eindigt bij 85+. In figuur 1 zag je al het voorbeeld.

 

Opdracht

2a. Probeer nu aan de hand van onderstaande gegevens zelf een bevolkingsgrafiek te maken. Gebruik hiervoor ruitjespapier.

 

 

0-4

5-9

10-14

15-19

20-24

25-29

30-34

35-39

40-44

45-49

50-54

55-59

60-64

65-69

70-74

75-79

80-84

85+

M%

4,3

4,3

3,9

4,5

5,0

4,5

4,0

3,9

3,8

2,7

2,2

2,2

2,1

1,8

1,1

0,6

0,3

0,1

V%

4,1

3,9

3,8

4,1

5,0

4,3

4,0

3,9

3,7

3,0

2,5

2,3

2,1

1,9

1,2

0,7

0,3

0,1

 

M = mannen           Tabel 1.  Bevolkingssamenstelling van land B

V = vrouwen

 

2b. Zal de bevolkingsgrafiek die je nu getekend hebt, van een arm- of een rijk land zijn? Verklaar je antwoord.

 

 

3. – Soorten bevolkingsgrafieken

 

Niet elk land heeft dezelfde samenstelling van de bevolking. Een rijk land als Nederland heeft bijv. een heel andere samenstelling dan een ontwikkelingsland als Kenia. We onderscheiden 3 typen bevol-kingsgrafieken (zie Figuur 2). Landen met een snel groeiende bevolking hebben een piramidevorm. Dit zijn arme landen, waarin de jongere leeftijdsgroepen sterk vertegenwoordigd zijn. In §3 van je lesboek kon je al lezen waarom mensen in arme landen graag veel kinderen willen hebben. Veel rijke landen hebben een minder hoog geboortecijfer, waardoor het % jongeren minder is. Deze rijke landen hebben een urnvorm. Je kunt dus zeggen dat er in deze landen relatief minder jongeren zijn en relatief veel ouderen.

De klok- of torenvorm wijst op relatief weinig kinderen en jonge mensen, en weinig verandering in de bevolkingsgrootte tussen opeenvolgende leeftijdsgroepen. Deze vorm is typisch voor een rijk land, dat lage geboorte- en sterftecijfers heeft en een lange levensverwachting.

Figuur 2. Drie typen bevolkingsgrafieken

 

Opdracht

3a. In welk deel van de wereld groeit de bevolking het snelst?

A.  Afrika

B.  Australië

C.  Europa

 

Figuur 3. Bevolkingsgrafieken A,B en C

 

b. Gebruik figuur 3 en noteer alleen de juiste beweringen:

-            Bevolkingsgrafiek A geldt voor veel rijke landen

-            Bevolkingsgrafiek A heeft veel jongeren en weinig ouderen

-            Bevolkingsgrafiek B laat een leeftijdsopbouw zien met veel jongeren en veel ouderen

-            Bevolkingsgrafiek A past goed bij Frankrijk; bevolkingsgrafiek B past goed bij Peru

-            Bevolkingsgrafiek A heeft een klokvorm; bevolkingsgrafiek C heeft een urnvorm

 

c. Bekijk figuur 4. Hier zie je nogmaals de grafieken van Peru en Frankrijk. Kleur in beide grafieken de leeftijdsgroepen 0-14 jaar groen; de leeftijdsgroepen 15-64 blauw; de leeftijdsgroepen van 65 jaar en ouder grijs.

 

d. Waarom zal er juist gekozen zijn voor de indeling van deze drie leeftijdsgroepen?

 

e. Nadat je de grafieken hebt ingekleurd zijn er opvallende verschillen te zien tussen Frankrijk en Peru. Welke zijn dat?

 

Figuur 4 Peru(links) en Frankrijk (rechts)

 

4. – opdrachten met de atlas

 

Je beheerst nu de basisstof wat betreft de bevolkingsgrafieken. Er volgen nu enkele vaardigheidsopdrachten, waarbij de atlas (GB52 ofGB5) moet worden gebruikt.

 

4a. Pak kaart GB52/49H of GB53/55H voor je. Van welk jaar is deze bevolkingsgrafiek?

 

b. Welke opvallende verschillen zie je wanneer je de totale Nederlandse bevolking vergelijkt met de Niet-Nederlanders?

 

c. Verklaar deze verschillen.

 

5a. Volgens het zaakregister is er nog een andere atlaskaart die bevolkingsgrafieken laat zien van Nederland. Welke kaart is dit?

 

b. Welk type grafiek had Nederland in 1830 (zie ook figuur 2)?

 

c. Welk type grafiek heeft Nederland in 1999?

 

d. Hoe heet het proces waarbij in verhouding het % ouderen geleidelijk toeneemt?

 

e. Zet dit proces zich voort tot 2025 volgens de prognoses?

 

f. Er zijn politici die willen dat mensen langer door moeten gaan werken, bijvoorbeeld tot hun 67e.  Waarom willen ze dat denk je, als je let op deze atlaskaart?

 

g. Ben jij het eens met deze politici. Motiveer duidelijk je mening hierover.

 

5. – opdrachten bevolkingsontwikkeling

 

In Spanje wonen 40.217.000 mensen in 2002. Er waren 402.250 geboorten en 362.000 sterfgevallen.

 

6a. Wat is de natuurlijke bevolkingsgroei? Geef een absoluut cijfer.

b. Wat is het sterftecijfer? (Geef nu een relatief cijfer)

 

Neem GB52/206 of GB53/230 voor je: Europa Statistiek.

 

7a. Wat is het geboortecijfer van België?

b. Wat is het sterftecijfer van België?

c. Hoe groot is de bevolking van België?

d. Wat is het geboorteoverschot van België? Geef een absoluut cijfer.

 

8a. Heeft Litouwen een geboorte- of sterfteoverschot?

b. Hoe groot is dit? Geef een absoluut cijfer.

 

Neem GB52/210-211 of GB53/234 voor je: Wereld Statistiek.

 

9a. Wat is de natuurlijke bevolkingsgroei van Tsjaad? Geef een absoluut cijfer. Let op: je mag het niet met % bevolkingsgroei uitrekenen.

b. Wat is de natuurlijke bevolkingsgroei van Georgië? Geef een absoluut cijfer.

 


Opdracht: 1 HV Module Bevolkingsgrafieken