Welzijn
De boer en het vee hebben soms tegengestelde belangen. De boer moet de juiste
balans vinden tussen wat hij van het vee verlangt en wat het vee van hem verlangt. Een zachte boxbedekking van een bepaald merk kan voor een koe plezierig zijn. Soms vindt de veehouder deze te duur en kiest voor een ander type boxbedekking.
De dieren moeten vrij zijn van ziekten en gebreken, maar daarnaast moeten ze zich ook lekker voelen, hun welzijn moet goed zijn. Er wordt wel gezegd dat je pas kunt gezond dier spreken van een gezond dier als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
– Het dier moet zich lichamelijk en geestelijk goed voelen.
– Het dier moet zich prettig voelen in zijn omgeving (sociaal prettig).
– Het dier mag niet ziek zijn of een gebrek hebben.
In de huidige melkveehouderij zijn de dieren zodanig geselecteerd, dat ze zich onder natuurlijke omstandigheden waarschijnlijk niet lang kunnen handhaven. Bovendien hebben de koeien weinig keus: ze zullen zich moeten aanpassen aan de omstandigheden die wij hen bieden. Lukt dit niet, dan zullen ze zich minder goed voelen.
Om aan de weet te komen hoe een koe zich voelt, wordt veel gedragsonderzoek
gedaan. Ook als veehouder moet je veel naar koeien kijken om te beoordelen of hun welzijn goed is.
De veehouder kan met allerlei maatregelen het welzijn van zijn dieren sterk
beïnvloeden. Denk bijvoorbeeld aan:
– uitloop en licht in de stal;
– ligboxbedekking;
– wel of geen roostervloer en of mestschuif;
– koppelgrootte;
– afzonderingsmogelijkheden bij afkalven.
In de praktijk is het welzijn niet gemakkelijk te meten. Daarvoor moet je veel systemen vergelijken. Op onderzoeksinstituten wordt dit uitvoerig gedaan. Ze vergelijken het vertoond gedrag met natuurlijk gedrag.
De overheid heeft regels opgesteld om het welzijn van (landbouw) huisdieren te
waarborgen. De Gezondheids- en welzijnswet bevat voor alle diersoorten regels over huisvesting, voeding en verzorging.